Kotee Mededeelingen. [April 1913
In hoeverre deze zienswijze eenig recht van bestaan heeft, wil ik
hier niet bespreken, daar toch uit het antwoord van den Minister
blijkt, dat in de eerste tijden wel geen verandering zal komen in de
huwelijksactie der Inl. militairen.
Wij hebben ons dus te plaatsen op het standpunt, dat Kromo voor-
loopig zijn huishoudster in de kazerne mag brengen.
Nu doet zich echter een andere vraag voor, waarop in de Kamer
niet is geattendeerd, n.l. deze: „is er in de kazernes wel ruimte om te
slapen voor de vrouw en de kinderen van Kromo?"
Aan de hand van de genieorder no. 6 waarin de voorwaarden voor
te bouwen of te vei bouwen kampementen zijn opgenomen, moet
deze vraag bevestigend worden beantwoord. Uit de daarin genoemde
getallen betreffende vrouwen en kinderen, waarop bij 't maken van
vrouwenloodsen wordt gerekend, moet worden opgemaakt, dat ook de
andere gebouwen berekend zijn op herberging van het daar aangehaald
pCt. vrouwen en kinderen.
Is dus wel op de ruimte gerekend, niet alzoo is dit het geval met
de slaapgelegenheid, want ongeacht zijn vrouw en kinderen krijgt Kromo
(en zijn Amb. broeder) slechts slaapgelegenheid voor zichzelf alleen.
Wel geeft de toelichting „CC" van bet overzicht der Kazerneering aan,
dat, indien de ruimte het toelaat, de Comp. comdt aan sommige niet-
Eur. militairen, bijv. met groote gezinnen, een slaaptafel éénmanskan ver
strekken, doch de ruimte, die daardoor gewonnen wordt, is al zeer gering.
Wanneer men nu nagaat, dat op dit oogenblik bij mijn compagnie
aanwezig zijn:
1 Inl. fuselier met vrouw en o kinderen,
1» V g V
14 Inl. en Amb. fuseliers a
10 v v v v v v f
in 1 k1Dd en
lu v v v v v v
2 vvv 8een kindeien,
dan behoeft het geen verder betoog, dat het met de slaapruimte al zeer
slecht gesteld is en dan is het duidelijk, dat voor die vrouwen en
kinderen van slapen op de slaaptafels geen sprake kan zijn, doch dat
zij zich tevreden moeten stellen met een ligplaats op een matje onder
en tusschen de tafels op den vloer.
Hier zij tusschen haakjes opgemerkt, dat het al of niet gehuwd zijn,
bijv. Amb. militairen, in dezen geen veraudering of verbetering brengt,
doch dat m. i. wijselijk de geheele Inlandsche gemeente over één kam
wordt geschoren.
Waar nu het leven met een huishoudster (plus de noodige Kinderen)
wordt toegestaan (en m. i. moet toegenstaan worden om verschillende
onnoodig nader aan te duiden redenen), zou het m. i. overweging ver
dienen om ook in de slaapgelegenheid van die vrouwen en kinderen
te voorzien. Te meer lijkt mij dit noodig, omdat eindelijk eens verande
ring zal moeten komen in den toestand, dat op één slaaptafel motten
liggen twee mannen en een vrouw, eene combinatie die niet meer in
het kader van den tegenwoordigen tijd past.
431