van Japan in 1912. [April 1913.
De houding gedurende het laden en vuren staande liet te
wenschen over; toen de inspecteur het geweer van een man
naar achter wilde duwen, verplaatste deze dadelijk den rech
tervoet, om zich schrap te zetten. Op de vraag, waartoe de
plaatsing van den rechtervoet diende, werd geantwoord, dat
zulks noodig was wegens den terugstoot.
De inspecteur vroeg, wat te doen, wanneer gedurende de
lading door onvoorzichtigheid eene patroon op den grond viel.
Hierop werd niet voldoende geantwoord. Hij onderwees den
manschappen toen, dat elke patroon van groote waarde is en
dat daarom nooit verzuimd mag worden eene gevallen patroon
op te rapen en daarna schoon te maken, er echter op let
tende het vet niet te verwijderen.
In de knielende houding kwam het voor, dat de rechter
voet te ver afgezet werd, zoodat het lichaam te veel achter
waarts kwam.
Gedurende de lading moet de monding van het geweer
ongeveer ter hoogte van de oogen liggen; dit liet echter veel
te wenschen over.
6. De gewone en de looppas.
Het tempo van den gewonen pas was in vele gevallen te
langzaam. Eenige officieren deelden mede, dat zij bij de op
leiding van den enkelen man aanvankelijk het tempo wat
langzamer namen, om den gang zekerder te makenhet tempo
werd dan later geleidelijk tot het voorgeschrevene opgevoerd.
De wendingen in den marsch waren niet altijd van de
voorgeschreven grootte; slechts eenige onderwijzers merkten
deze fout op. De inspecteur vroeg den manschappen, of zij
gedurende den marsch een bepaald punt in het oog namen
om de goede strekking van den marsch te verzekeren de
antwoorden waren niet bevredigend.
Inspectie oner het theoretisch onderricht.
De volgende vragen werden den manschappen gesteld
In deze compagnie is een aspirant-officier; wat verstaat
men daaronder?
335