van Japan in 1912 [April 1913.
1 flottiljevaartuig „Saga" van 785 ton, den 27sten Sep
tember op de rijkswerf van Sasobo van stapel geloopen;
eenige onderzeebooten, w. o. één van 280 ton;
2 mijnenleggers op de rijkswerven te Maizuru en te Port-
Arthur; eerstgenoemde is bestemd voor de oorlogshaven te
Makung Pescadores
Men is begonnen eenige onderzeebooten te voorzien van
draadlooze telegrafie.
Gedurende de manoeuvres in No/ember is bij wijze van
proef aan boord van de 5 nieuwe schepen („Kawachi
„Settsu", Chikuma", „Hirado" en „Yahagi") in plaats van
steenkool olie gebruikt. De proef moet zeer bevredigend zijn
uitgevallen en dientengevolge heeft het Ministerie van Marine
besloten tot het bouwen van een groot oliereservoir te Kure.
Van de vrijwillige vloot (Teikoku Kaiji Kyokaizonk de
„Umegaku Maru" den 25sten September gedurende een
taifun op de reede van Moji. Men zal trachten het schip
te lichten.
Het derde schip, de „Sakaki Maru", is den 20sten Mei op de
Kawasaki-werf te Kobe op stapel gezet. Men hoopt haar in
Juli 1913 gereed te hebben.
Het is de bedoeling nog twee booten te bouwen, zoodat
in 1917 de vloot vijf schepen zal tellen. Zij zullen eene
waterverplaatsing van 3500 tot 5000 ton hebben.
In Maart werd te Tokyo eene voorstelling ten bate van de
vlootvereeniging gegeven. Zij bracht 6713.13 yen op.
Sedert den lsten October is het vlootstation te Takehiki
(Tsushima) opgeheven. Het materieel van de daar aanwezige
werkplaatsen en andere inrichtingen is met het personeel
overgebracht naar Shinhai, op de Zuidkust van Korea, nabij
Masanpo. Aan de inrichting van deze nieuwe oorlogshaven
wordt geregeld voortgewerkt. Men rekent voor de algeheele
voltooiing op 10 jaren, doch het is geheel niet uitgesloten, dat
de toestand der schatkist vertraging veroorzaken zal. Het
is overigens de bedoeling Shinhai, waarvan de ruime baai
347