Beschouwingen over het Velddienstvoorschrift [April 1913.
Zooals men ziet, worden hier sterkere veiligheidsafdeelingen
aanbevolen dan het V.V. aangeeft. N.h.v. is toch, zelfs
voor de minst belangrijke veldwacht, i sectie te zwak .Aan
nemende, dat, ondanks p. 93 (indeeling van cavalerie bij de
voorposten zooveel mogelijk beperken), er voldoende cavalerie
bij de voorposten is ingedeeld om patrouilles vooruit te schuiven,
die de voeling met den vijand moeten onderhouden (p. 81 (2),
juncto p. 136 (1) en (2)), zoodat de sluippatrouilles der infanterie
slechts de opheldering (lees: verkenning) in de onmiddellijke
omgeving der postenlinie behoeven aan te vullen aannemende
verder, dat bij de veldwacht geen manschappen noodig zijn
ter begeleiding van personen, die naar het voorpostendetache
ment worden doorgezonden (p. 127 (4) aannemende ten slotte
dat de maaltijden bij het voorpostendetachement worden bereid
(p, 128), dan zal nog minstens het volgende aantal manschap
pen (ongegradueerdeD) bij de veldwacht noodig zijn:
voor 2 dubbelposten4;
2 aflossingen daarvoor8;
(manschappen, die 12 uur per etmaal op post staan, kunnen
niet behoorlijk waken.)
1 sluippatrouille met 1 aflossing4;
1 patrouille binnen de postenlinie2_
Totaal 18.
De vredesformatie der compagnie bedraagt echter slechts
159 fuseliers. Aangezien bij de vaststelling van deze forma
tie gerekend is op het z. g. n. mobilisatieverlies (Weten
schappelijk Jaarbericht 1911 bl. 492), kan veilig worden aan
genomen, dat 1lt sectie nog geen 18 fuseliers sterk zal wezen.
Hoeveel manschappen zullen er echter noodig zijn voor
eene veldwacht op een belangrijk punt, behoorende tot eene
voorpostenlinie, waarvan de infanterie in den patrouilledienst
in zijn geheel moet voorzien (p. 136(2))? Als deze veldwacht
zich beveiligt door 4 dubbelposten, elk met 2 aflossingen,
dan zijn hiervoor noodig 24 man. Laten verder voortdurend
2 sluippatrouilles tegelijk in het voorterrein zijn en voor
elke sluippatrouille 2 aflossingen beschikbaar wezen, dan zijn
365