April 1913.] Beschouwingen over het Velddienst voorschrift.
riteit eene afzonderlijke instructie, (p. 98 (1)). Hij kan dan
zelf als voorpostencommandant optreden, dan wel een ander
daarvoor aanwijzen. In ieder geval bepaalt hij en niet de
A-B. welke troepen voor den voorpostendienst worden bestemd.
De voorpostencommandant zoo hij dat niet zelf is ont
vangt van hem de noodige aanwijzingen en inlichtingen om
trent de beveiliging. Of hij nu zijne bevelen schriftelijk of
mondeling uitgeeft, hangt van de omstandigheden af. Hoofd
zaak isdat de noodzakelijkste maatregelenin het bijzonder de
bezetting van de belangrijkste tvegen, snel tot uitvoering komen
(p. 103 (2)). Aanbeveling zou het verdienen om deze zinsnede,
die eigenlijk den geest van de geheele regeling weergeeft, in
het V. V. vet te doen drukken.
Zijn nu de meest dringende maatregelen getrofleD, dan stelt
de voorpostencommandant een persoonlijk onderzoek op het
terrein in en vervolledigt de eerste regelingen. Aan deze aanvul
lende regelingen behoort algemeene bekendheid te worden
gegeven, vooi zoover zulks voor het verzekeren van de een
heid van handelen in de voorpostenopsteling gewenscht is
Dat wil dus zeggen, dat deze regelingen in een bevel worden
vereenigd.
Zijn de reeds vroeger bekend gemaakte aanwijzingen en in
lichtingen nog niet in een schriftelijk bevel opgenomen, dan
verdient het aanbeveling (in verband met p. 11 (3)) om nu
alles samen te vatten.
Een op die wijze tot stand gekomen bevel zou b.v.b. kunnen
bevatten:
lo. Laatste berichten omtrent den vijand.
2o. De plaats, waar de hoofdmacht en het niet bij de voor
posten ingedeelde gedeelte van dehoede legert.
3o. Mededeeling omtrent niet tot de voorposten behoorende
ophelderingsafdeelingen en beveiligende cavalerie.
4o. De voor de voorposten bestemde troepen en in hoofd
trekken hunne indeeling.
5o. De lijn van weerstand en eventueel bepaalde punten, die
hardnekkig moeten worden vastgehouden.
372