Beschouwingen oyer het Velddienstvoorschrift. [April 1918.
60. Bevelen voor de voorpostencavalerie (of zij al dan niet
over de veiligheidsafdeelingen verdeeld wordt; giens van bewa
king en verkenning).
7o. Aansluiting aan nevenafdeelingen.
80, c. q. Indeeling van de te beveiligen strook in sectoren.
9o. Plaats van de voorpostenreserve en ongeveer die van de
voorpostendetachementen.
lOo. Indeeling van berichtrijders (wielrijders, ordonnansen)
(p. 103 (5)
llo. Wegen, waarlangs het verkeer moet plaats hebben.
12o. Kwartier van den voorpostencommandant en uur van
rapport.
De opsomming van al deze punten dient slechts om het
geheugen te hulp te komen. De voorpostencommandant, die
als ieder ander bevelhebber er naar moet streven korte bevelen
uit te vaardigen, neemt niet meer in zijn bevel op dan voor
elk bepaald geval noodig is.
Zoo behoeven b.v.b. de bevelen omtrent legering en slag
vaardigheid van en veiligheidsmaatregelen bij de voorposten
reserve niet in het algemeene voorpostenbevel te worden
opgenomen, daarentegen wel eventueele bevelen omtrent de
verpleging, door den A. B. uitgevaardigd en niet reeds op
andere wijze aan de ondercommandanten bekend gemaakt.
Wanneer de voorpostencommandant niet tevens commandant
van de 1^r hoede is, zendt hij de kennisgave van de inge
nomen opstelling (p. 107) door tusschenkomst van genoem
de autoriteit aan den A. B. (overeenkomstig p. 15 (1)).
Hoewel het Y. V. geene bepaalde aanwijzingen geeft voor
het geval, dat de voorposten na een gevecht uit versche
troepen worden samengesteld, spreekt het van zelf, dat in
zoo'n geval de A. B. den voorpostencommandant zelf benoemt
en van eene instructie voorziet, dan wel zulks b.v.b. aan een
Br. Ct. opdraagt.
378