Beschouwingen over het Velddienstvoorschrift. [April 1913. Naar aanleiding van p. 109 (1) zou de vraag kunnen wor den gesteld, hoe iemand gedurende den marsch naar een bepaald punt het daarvóór gelegen terrein kan verkennen. De bedoeling zal wel zijn, dat de commandant zich, terwijl het detachement marcheert, zoo mogelijk te paard of per rijwiel vooruit begeeft. Terwijl volgens 116 p. (1) de commandant van hetvooipos- tendetachement den graad van slagvaardigheid en de wijze van legering der veldwachten bepaalt, regelt de veldwachtcom- mandant volgens p. 127 (2) de rusten der manschappen en is hij volgens p. 130 (3) persoonlijk verantwoordelijk, dat de veldwacht bij een aanval in volkomen slagvaardigen toestand verkeert. N. h. v. zijn de beide laatste artikelen in stiijd met het eerste. P. 120 (1) bepaalt, dat de veldwacht zich door dubbelposten korporaalsposten en door patrouilles beveiligt, terwijl eerst uit p. 124 (2) valt op te maken, wat een korporaalspost is, n. 1. een post, in welks onmiddellijke nabijheid zich de commandant daarvan met de aflossing bevindt. We onderscheiden dus bij de infanterie de volgende soorten van posten: lo. dubbelposten; 2o. korporaalsposten 3o. de post voor 't geweer bij de veldwacht 4o. staande patrouilles (p. 139), die eigenlijk vrijwel gelijk zijn aan hetgeen men vroeger „observatieposten" (L. B. V. bl. 85) noemde of aan de „gedetacheerde posten" van 231 (5) van het Nederlandsche V. V.; 5o. de post(en) voor 't geweer bij het voorpostendetachement (p. 113); 6o. de posten, door de voorpostenreserve uitgesteld (p. 149 (1) en 106 (2)); 7o. posten tot beveiliging van de legeringsplaatsen (p. 85 (1)); 8o. posten op het gevechtsveld (p. 86). Be cavalerie kent volgens 't V. V. de volgende soorten 375

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 57