Beschouwingen over het Velddienstvoorschrift. [April 1913. Gaat de veldwachtcommandant op deze wijze te werk, dan wordt tijdsbesparing verkregen, omdat nu hetzelfde aan meer posten tegelijk kan worden medegedeeld. De posten kunnen verder spoediger, nadat zij hun opstellingspunt hebben bereikt, van al hunne verplichtingen op de hoogte zijn. In deze dient wel onderscheid te worden gemaakt tusschen recrutenoefeningen, oefeningen van afgerichte manschappen en den manoeuvre- of oorlogstoestand. In het eerste geval zal de praktijk nog dienen gepaard te gaan met veel theorie, wel ke in het laatste geval niet op hare plaats is, terwijl de ge wone oefeningen met afgerichte manschappen tusschen beide uitersten in staan. Een veldwachtcommandant, die zijne manschappen kent, zal natuurlijk wel weten, voor wie eene enkelvoudig verstrekte mededeeling voldoende is en bij wie het noodzakelijk is om te controleeren, of zij op de hoogte zijn van hunne verplichtingen. Volgens p. 130 meldt de veldwachtcommandant zijne op stellingsplaats bij voorkeur op eene terreinschets aan den Com mandant van het voorpostendetachement. Het maken van zoo'n schets zal, in 't bijzonder aan onder officieren, vrij veel tijd kosten. En dezen tijd heeft de veld wachtcommandant, vooral in het begin hard noodig. Hij moet n.l.: een geschikt opstellingspunt voor de wacht uitzoeken en dit zooveel mogelijk in staat van verdediging brengen de posten indeelen, hunne standplaatsen in groote trekken aangeven, hun hunne verplichtingen mededeelen en daarna den postenketen langs gaan om een en ander te controleeren en zoo noodig te verbeteren den patrouillegang regelen zoo spoedig mogelijk de verbinding met de nevenveldwachten tot stand brengen en last not least zich volkomen vertrouwd maken met het om de wacht ge legen terrein. Daarom zou het aanbeveling verdienen om de 3 laatste regels van p. 130 (1) te vervangen door 377

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 59