van Japan in 1912.
[April 1913.
gevolgen niet onderschat wordenzij verschaffen land- en
zeemacht een psychologisch wapen, dat in de werkelijkheid
van meer waarde zal blijken dan de door de techniek geleverde
strijdmiddelen.
Op ander gebied was het jaar 1912 merkwaardig door de
kabinetscrisis in December, eene gebeurtenis, welke nauw
samenhangt met Japan's leger- en vlootpolitiek.
Reeds meermalen werd melding gemaakt van de plannen
tot oprichting van twee nieuwe divisiën als eerste schrede
op den weg, die tot een totaal van 25 divisiën in tijd van
vrede moest leiden, en van de vermeerdering en vernieuwing
van het materieel der zeemacht. Het kabinet Saionji had
verleden jaar de legeruitbreiding weten uit te stellen, doch
moeten berusten in den aanbouw van nieuwe schepen. Ech
ter waren de voorstanders der legeruitbreiding, met den
machtigen Maarschalk Prins Yamagata, voorzitter van den
Staatsraad, aan het hoofd, niet van zins het van uitstel
tot afstel te laten komen. Ook kon de Choshu-clan, die in
het leger de overmacht heeft, natuurlijk niet verdragen, dat
haar mededinger, de Satsuma-clan, die de marine beheerscht,
hare voorstellen althans gedeeltelijk uitgevoerd zag. Men
ging zoo ver, dat in Korea reeds grond voor kazernes en
oefeningsterreinen aangekocht en met den bouw van kazernes
begonnen werd. Er werd geen moeite gespaard om invloed
rijke personen voor de uitbreidingsplannen gunstig te stem
men, en de tegenstand van eenige bekende figuren in de
financieele wereld werd overwonnen door hun uitzicht te
geven op de militaire fabriek te Senju, indien deze, om te
bezuinigen, verkocht mocht worden; vele leden van den
rijksdag werden tot het bijwonen van de Keizer manoeuvres en
van de daarbij gebruikelijke feestmaaltijden uitgenoodigd, enz.
Zoo kwam het vraagstuk bij het opmaken van de ontwerp
begroting voor het dienstjaar 1 April 1913 31 Maart 1914
opnieuw aan de orde en het Ministerie van Oorlog was thans
vast besloten voet bij stuk te houden en niet in verder uitstel
323