April 1913.] De Fransche Legeriianoeuvres.
het algemeen weinig netjes kapotjas en stropdas) alsmede de
marschvaardigheid was zeer goed. Zelfs na zware marschen
{meermalen werd er 50 of meer KM. afgelegd), die meestal
's nachts, althans zeer vroeg 's morgens begonnen, waren er
zoo goed als geen achterblijvers. Niet alleen konden we dit
zelf constateeren, maar ook alle dagbladen spreken zich in dien
geest uit. De marschdiscipline was uitstekend, alle afdeelingen
marcheeiden ordelijk met vieren, terwijl er een opgeruimde,
toon heerschte.
De belangstelling van den troep in hetgeen er geschiedde
liet niets te wenschen over.
Herhaalde malen werd er door de infanterie salvovuur
afgegeven. Yan goed rondvallende salvo's was echter geen spra
ke, hetgeen te verklaren is uit de met betrekking tot het
salvovuur geldende bepalingen, die luiden:
„Dans le feu par salve, chaque soldat, au commandement
„de „Feu", tire une cartouche, mais il ne fait partir le
„coup que lorsque la ligne de mire passe par le point visé.
n y a done pas simultanéité dans le depart des coups
„de feu de la section."
Omtrent het dekking zoeken in het terrein kan worden
gezegd, dat dit nu eens met de grootste zorg geschiedde
(vooral bij de Koloniale Infanterie), dan weer nagenoeg geheel
achterwege bleef. Vooral voor de West-partij, die om de
kepis witte mutsen droeg, was dit laatste dikwijls een zeer
gioot nadeel; de manchons blancs toch waren op zeer groote
afstanden te zien.
Opvallend is, dat in den troep de meest mogelijke rust
heerschte; geen heen en weer rennen en geen geschreeuw.
Kalm worden alle orders gegeven en uitgevoerd.
Ondersteuningstroepen waren steeds verspreid en volg
den achter de tirailleur-liniën, echter op zeer korte afstanden,
meestal niet meer dan 200 M., ook in den aanvang van het
gevecht. Op deze wijze marcheerden meerdere liniën achter
elkaar. Op het oogenbiik van den stormaanval worden
de tot het laatst achtergehouden ondersteuningstroepen
396