Korte Mededeelingen.
[April 1913.
De tegenwoordige wijze van keuring zou daarom dan ook slechts
als eene voorloopige zijn te beschouwen; eene definitieve kan alleen
plaats hebben, als de paarden tijdelijk worden afgestaan om ze in de
bespanningen te plaatsen.
Het spreekt van zelf, dat geen eigenaar van paarden er toe zal
willen besluiten zijne paarden tijdelijk voor dat doel af te staan, indien
hem geen billijke compensatie daarvoor wordt geschonken.
Hoe groot die compensatie zal moeten zijn, is niet met juistheid
aan te °geven. A. gebruikt zijne paarden voor een rijtuig, B voor
zijn bedrijf, enz., zoodat met iederen eigenaar in het bijzonder zou
moeten worden geconditionneerd, welke schadeloosstelling hem naar
billijkheid ware toe te kennen. Tevens zou, om eventueele reclames
te voorkomen, den eigenaar moeten worden aangegeven, welke minstens
van zijn paarden zullen worden geëischt.
Voorts zou zijn te bepalen, dat de waarde van een paard, dat, bij
teru<*fave aan 'den eigenaar, ongeschikt is geworden voor zijn vroe-
geren° dienst, zal worden vergoed. Het al dan niet geschikt zijn voor
vroegeren dienst, zal zijn te constateeren door eene commissie van drie
deskundigen (veeartsen of paardenartsten), één aan te wijzen door
den betrokken eigenaar, één door het Gouvernement en ae derde op
gezamenlijke voordracht van de twee eerstgenoemden.
Eventueele kosten van de arbitrage zullen voor rekening van het
Gouvernement behooren te komen.
Op deze wijze zou eene schifting kunnen plaats hebben in paarden
geschikt voor de veld-artillerie en paarden geschikt voor den trein.
Eigenaren van definitief goedgekeurde paarden zouden, als zij de
verplichting op zich nemen hun paarden jaarlijks op een door het
Legerbestuur vast te stellen tijdstip gedurende een zekeren tijd ter
beschikking van het Gouvernement te stellen, vrijgesteld kunnen worden
van de belasting voor die paarden. Voorts zou hun voor die paarden
recht op vrije geneeskundige behandeling en vrij hoefbeslag kunnen
worden verleend.
In de eerste plaats dient te worden onderzocht, of de eigenaars va,n
paarden genegen zijn om hun paarden in bruikleen af te staan. Leidt
dat onderzoek niet tot bevredigende resultaten, dan blijft niets anders
over dan uitbreiding van de vredesformatie der artillerie-paarden.
Met de wetenschap dat 800 trekpaarden zullen moeten worden
aangeschaft om de veldbatterijen in oorlogstijd volledig bespannen
te doen uitrukken, mag niet worden volstaan met de aanschaffing op
papier te regelen en verder er maar op te vertrouwen, dat de paarden
geschikt zullen zijn voor oorlogsgebruik.
Worden er personen gevonden, die hun paarden tegen vergoeding
enz. tijdelijk willen afstaan, dan worden de paarden voor b. v. oJ
dagen in bruikleen genomen.
Eerst behooren zij te worden gewend aan het trekken m de bespan
ningen, verschillende oefeningen worden met de paarden gehouden,
waarna zij worden ingedeeld bij de veldbatterijen, die aan de groote
manoeuvres zullen deelnemen. Aannemende dat deze manoeuvres 10
I. M. T. 1913. 29. 433