Ouerzicht uan eenige Tijdschriften.
437
Mavors 1913 No 2 B.
Het kan wellicht practisch nat hebben, de aandacht te vestigen op
het artikel „Een gemakkelijk hulpmiddel" van den len Luit. S. J. C.
Oly. S. vermeldt daarin, dat, indien een grendel, b. v. tengevolge
van het indringfen van zand e. d., niet of slechts zeer moeielijk kan
worden geopend, het aanbeveling verdient eerst de slagpin te
spannen, door den haanpal met den duim achteruit te trekken.
Bij een 50-tal klemmingen, door S. waargenomen of kunstmatig
te voorschijn geroepen, werkte het aangegeven middel steeds en zeer
gemakkelijk.
Waarom op deze wijze de grendelopening wordt vergemakkelijkt,
is S. nog niet geheel duidelijk.
„Over cavalerie" aldus de titel van een studie van den res. luit.
kol. J. C. van den Belt, waarvan in deze aflevering het eerste gedeelte
is opgenomen.
De meer en meer verbeterde vuurwapenen, alsmede de opkomst
der aviatiek hebben hun invloed op het optreden der cavalerie doen
gelden, maar toch is S. overtuigd, dat aan een Modernen Seydlitz
evenveel kansen zullen geboden worden, als aan zijn genialen voor
ganger, ook al zou men naast eiken infanterist een mitrailleur
opstellen. Zelfs is het niet onwaarschijnlijk, dat der Cavalerie meer
kansen geboden worden dan vroeger, zoo zegt S. en laat daarop volgen:
„Zie de resultaten der Duitsche manoeuvres 1912".
Het lijkt ons een beetje gewaagd, om manoeuvre-resultaten in deze
als bewijsmateriaal te bezigen.
Verwijzen we daarom liever naar een opstel in het Militar Wochen-
blatt No. 20 van 1913. Dit opstel is getiteld: „Kavallerisehtische
Erfahrungen aus dem Balkankrieg", en behandelt het optreden van een
Turksche Cavalerie-brigade. De schrijver van bedoeld artikel is de
Majoor Veit, commandant van het tot die brigade behoorende regiment
lanciers.
Dat artikel geeft ons mooi cavaleristisch werk te zien.
De Luit. Kol. van den Gen. Staf F. Dell, die kort geleden reeds een
gedetailleerde stndie gaf over de geschiedenis en het huidige stand-
t punt van de handgranaten, levert thans een daaraan aansluitend opstel,
getiteld: „Beschouwingen over het gebruik van werpgranaten, geweer
granaten en handgranaten".
S. heeft hierhij voornamelijk den vesting-oorlog in Nederlandsche
terreinen op het oog, en komt daarbij tot de conclusie, dat zoowel aan
valler als verdediger in de laatste phase van den nabijstrijd behoefte