Overzicht van eenige tijdschriften. [Mei 1913.
S. bespreekt daarin de gebreken, welke naar zijn meening aan het
Indisch-Krijgsschoolonderwijs kleven en doet de middelen aan de hand,
om daarin verbetering te brengen.
Een eerste en voornaamste bezwaar van Practicus tegen de bestaande
regeling is, dat deze de leerlingen te lang aan hun wapen onttrekt,
n. 1. 61 maanden, of ruim 5 jaar.
Hoe zulks te bekorten? Vooreerst de 4 maanden, die de candidaten
voor eigen studie vrij krijgen, laten vervallen. Dit lijkt ons al minder
wenschelijk.
Vervolgens in stede van 3 periodes van 6 maanden studie in .Ne
derland, 2 periodes van 9 maanden, waarbij het eene jaar 2 maanden
detacheering bij een der wapens en het volgend jaar 2 maanden voor
practische oefening in het terrein. Het totaal verblijf in Nederland
wordt dan 2Yi jaar.
De vraag mag zeker gesteld worden of 2 periodes van 9 maanden
studie even productief zullen zijn als 3 tijdperken van 6 maanden.
In totaal krijgt S. een tijdsbesparing van ruim één jaar.
Voorts wenscht S. de lessen in de legerverpleging te zien opgedragen
aan een kapitein-intendant, wil de lessen in de Oostersehe talen afschaffen
en die in de moderne talen vervangen door het openstellen van de
gelegenheid tot het volgen der Berlitz-school.
Gezien de resultaten met de lessen in de Oostersehe talen behaald,
zullen er weinigen zijn, die eene bestendiging dier lessen voorstaan.
Als tweede artikel vermelden we het slot van de studie „De overgang
van de Sambre op 15 Juni 1815 door het Eransche leger'' door J. F.
Oosterman. In zijn eindbeschouwing doet S. vooral uitkomen, dat Na
poleon, hoewel nog altijd meesterlijk in zijn optreden, niet meer dat
onverwoestbaar zelfvertrouwen bezat, dat hem in vroegere jaren ken
merkte.
In het bijzonder vestigen we nog de aandacht op het artikel getiteld
„De werkkring onzer cavalerie".
In den aanhef vermeldt de schrijver, dat hij het noodig vindt om,
nu weldra een nieuw V. V. zal verschijnen, er op te wijzen, dat men
behoort vast te houden aan het in het tegenwoordige V. V. neergelegde
beginsel van scheiding der verschillende, aan de cavalerie op te dragen
diensten en de daaraan gegeven benamingen.
Het betreft hier de kwestie ophel.deringsdie?ist en v erkenning idienst.
Laten we hierbij al dadelijk tevens verwijzen naar het artikel „Be
schouwingen over het velddienstvoorschrift van het N. I. leger" door
kap. Luchsinger in het I. M. T. No. 3 van dit jaar.
Zooals wij reeds vroeger gelegenheid hadden op te merken, voelen
wij niet veel voor die verschillende bena ringen, en vinden die split
sing tevens minder logisch.
549