j uni 1913.] Beschouwingen over het Yelddiens tvoorschriet. De oude artikels gingen, evenals het nieuwe, uit van den eisch, dat de man voor den aanvang van zijn dagtaak en uiterlijk kort na het invallen van de duisternis een behoorlijk maal moest hebben, terwijl hij ook cusschen deze beide maal tijden voedsel tot zich moet kunnen nemen. De oude bepalingen konden echter nog geene rekening houden met de keukenwagens, zoodat werd aangenomen, dat als regel geen gelegenheid zou kunnen worden gegeven om tusschen het ontbijt en het avondeten nog een maal te bereiden. Vandaar de eisch, dat de man 's morgens een „warm" maal nuttigde. Dit woord „warm" is nu in p, 270 (l)(n) vervallen; echter wordt voor het geval, dat vermoedelijk tijdens den marsch verder geen eten meer bereid kan worden een warm morgenmaal aanbevolen. Volgens eene letterlijke opvatting van de bepaling, zooals ze nu is gewijzigd, zou het avondmaal ook niet meer warm behoeven te zijn. Vermoedelijk is echter in dit opzicht geene wijziging bedoeld. Wat de verpleging van ophelderingsafdeelingen aangaat, geldt de aanbeveling tot het medenemen van vivres bij den man nu niet alleen voor sommige gevallen, maar voor alle. Ook wordt aanbevolen fourage te paard mede te nemen. Deel II u. u. I. In V. V. I. worden verschillende onderwerpen behandeld, die gewoonlijk niet in een velddienstvoorschrift worden op genomen. Hoofdstuk I, Landing, zou een onderdeel moeten vormen van eene Gevechtshandleiding tegen den I. V., wan neer deze bestond. Evenzoo zou Hoofdstuk VII eigenlijk beter in den L. S. thuis behooren; p. 317 is dan ook een uittreksel van 20 van dien leidraad. Vermoedelijk heeft echter de alleszins te waardeeren bedoeling voorgezeten om datgene, waarmede niet alleen de staven, maar ook de troe penofficieren hebben te maken, in het V. V. op te nemen. 608 Verpleging van ophel deringsaf deelingen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 188