[Juni 1913.
635
In de désa zegt men tjakroeqvoor een gerdoe, ook pacljagan „wacht-
1UHet kramawoord djawah voor „regen" is verwant ■AO.n dawah en rawoeh
(naast het kramadésawoord djawoeh) en beduidt letterlijk neervallend
neerstortend". „Door de regen overvallen" en ook „natgeregend is ko-
'danan Kedjawahan-, „kletsnat" is kleboes of klebes. „Vochtig (van kleeren)
is kemel ,Met een regen van kogels of pijlen beschieten isngoedam,
mimis panahAndjawahi mimis, djemparing. oedan-oedan, Djedjawah,
in den' regen baden of loopen, zooals kinderen graag doen; ngoedcin-oeda-
nake', Ngoedan-oedanaken wil zeggen „iets opzettelijk laten nat regenen
oedan ketèqDjawah ketèqletterlijk „apen regen doch vermoedelijk een
verbastering van oedan pletiq het doorbreken van de zon) beduid ïe-
cen terwijl de zon schijnt. 1) Een „motregentje" lieet m het Javaansch
qrimis. Als er eenige droppels beginnen te vallen, zegt men .wis tdetiq.
Een harde of zware regen heet oedan der es„regenachtige lucht wordt
mendoeng of mega mendoeng donkere, saamgepakte wolken, genoemd;
hagelslag", die in Indië weieens voorkomt, heet oedan woh. De vaak voor
komende ,,aschregens" heeten oedan awoe. 2)
O. Enggonmoens-aoeb apa soewé0. Heb je daar lang geschuild?
Men lette op deze substantief-constructie, die in het Javaanscli zeer veel
toeoepast wordt. In alle gevallen, dat de handeling nader wordt bepaald,
en nadruk op de bepaling vallen moet, wordt de handeling als substantief
voorgesteld. Dus b.v. „ben je gister gekomen' tékamoe apawmgi. „komst-
nw gisteren^" /i i
Naaoeb van een stam aoeb naast y'oeb, ejoeb, sijoeb, séjoeb „schutdak
bedekte lucht; lommer; koelte" wordt zoowel voor „gaan schuilen voor
den regen" als „voor de zon" gebruikt. Ook m figuuilijken zin is liet
gebruiken, pangaoeban is „een beschermer". „Ergens zijn toevlucht zoeken
te°en den vijand" is ngoengsi (verwant aan het Maleische oesir); ngoengsi
oerip „zijn lijf bergen"; zich verstoppen isoempetan\ „ter sluiks iets doen
singidan; In hinderlaag gaan liggen 'ndeliq, mendem. Hinderlaag
=pandeliqan, pendeman.
S. 0, ragi dangoe, tijang dja- S. Ja, nog al lang, daar het
wahipoen naboten terang-terang. weer maar niet wou opklaren.
In het Javaansch heeft men geen woord voor ons „weer," daarom staat
hier „omdat deregen niet wilde opklaren."
Men lette verder op het gebruik van het woord wong, Tyang, dat behalve
mensch" ook „daar," »omdat," »aangezien" of wel „hoezeer," «immers» aan
duidt. Door er geen acht op te geven dat dit substantief eenvoudig als 1
devevend voegwoord gebruikt kan worden, zijn bij Europeesclie beoe
fenaars van Indonesische talen al heel wat droevige misvattingen aftaan,
die bijv. in de rechtzaal wel eens tot. averechtsehe vonnissen hebben geleid.
Op 't stuk van taalkennis valt er bij de rechtspraak m deze landen no„
heel wat te verbeteren
1) Een bekende zegswijze, die aan ons „kermis in de hel" beantwoordt is.
oedan ketèq, matjan de'de'=„als 't regent, terwijl de zon schijnt, gaan d j-
o-ers in 't zonnetje zitten". Een spreekwoord (bebasan), beantwoordend aan
ons „men moet niet schreeuwen, voordat men geslagen wordt is pepajoeng
sadoeroengé oedan ,,'n paraplu opsteken, voordat t regen
21 In al deze gevallen in krama oedan door Djawah te substitueerenook
in het vervolg zal de kramaterm niet altijd herhaald worden, daar men hie -
omtrent kan naslaan de Lajang oenggah-oenggoehing bas aln ("^gf/^oko-
de firma Djamoer-dwipa te Buitenzorg) waar men bij elk van de Cb-,
woorden, die een lioog-Javaansch aequivalent hebben, den Krama-term zal
aantreffen. Van ieder, die Javaansch bestudeert, mag worden verwacht, dat
hij zich deze wisselwoorden zal hebben eigen gemaakt.