Korte Mededeelingen. [Juni 1913. Onze Wedumen en Weezen. 651 Er duiken nu en dan in de pers geruchten op van aanstaande wijzigingen in de pensioenen en onderstanden onzer weduwen en weezen. Zijn die persstemmen de openbaring van werkelijk bestaan de plannen, dan mag die belangrijke quaestie zich blijkbaar in de volle aandacht van fondsbestuur, regeering en opperbestuur verheugen. Geen wonder dan ook, want sedert 1894 zijn de uitkeeringen onver anderd gebleven, terwijl toch sedert de inkomsten van het fonds door de verhoogingen onzer traktementen zijn toegenomen. Wij weten niet of die wijzigingen alleen de bedragen zullen be treffen, dan wel ook de grondslagen der uitkeeriDgen zullen raken. De laatste nu verdienen in de allereerste plaats de aandacht en lok ken uit tot eene korte bespreking in dit tijdschrift. Wat wij te zeggen hebben, bespraken wij ook reeds mat oudereen en jongere Kameraden, en wij mogen op grond van het feit, dat onze idee instemming mocht 'vinden, verklaren dat onze stem eene is uit den boezem van het officierskorps, die de aandacht vraagt. De grondslagen van het huidige uitkeeringssysteem zijnopklim ming der weduwen-pensioenen naar den rang van den overleden echtgenoot, en der weezen-onderstanden naar het aantal kinderen (tot een maximum onderstand voor vijf), dus niet naar hun leeftijd. Noch met den eersten, noch met den tweeden grondslag kunnen wij onverdeeld instemmen. Wij voelen in ons coöperatief fonds een solidair karakter, gelegen in het feit, dat wij allen, gehuwd, actief of gepensionneerd. een gelijk gedeelte onzer inkomsten er voor afstaan. De^ omstandigheid, dat het N. I. Gouvernement het fonds met eene aanzienlijke jaarlijksche bijdrage steunt, verandert daaraan niets. Wij contribueeren om aan de weduwe en weezen van een ontslapen me- dekorpslid een standwaardig bestaan te verzekeren. Wij willen dat de weduwe, Mevrouw X., levenslang in den officiersstand zal kunnen blijven en dat zij haren kinderen de opleiding en opvoeding zal kun nen geven, dezen stand waardig. Dit vooropstellende, kunnen wij onze coöperatie niet gelijkstellen met de gewone levens- of lijfrenteverzekering en zouden wij het bedrag der uitkeeringen op anderen grondslag bepaald wenschen dan deze doet. Dus niet vragen wij voor de bepaling van het weduwen-pensioen naar de grootte der maandpremie bij ons afhankelijk van den rang maar wel: wat heeft de alleenstaande vrouw van onzen stand noodig om dezen naar billijken maatstaf te kunnen ophouden? Het antwoord op deze vraag is moeielijk in cijfers door ons te geven, daar het van zuiver subjectieven aard is en bovendien een diepgaand onderzoek naar den levensstandaard in Holland en Indië behoeft, dat wij aan meer bevoegden moeten overlaten. Maar wel kunnen wij antwoorden, dat o. i de eischen van staud ophouden voor alle dezelfde ''wij voelen, dat deze woorden en hunne conclussie dus éénzelfde pensioen voor alle officiersweduweunaast instemming, ook bestrijding

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 233