658 Juni 1913.] Overzicht van eenige Tijdschriften. Hoofdzaak zal zijn, dai de vuurleiders een goeden kijk hebben op het terrein, om dan uit den toestand van dat terrein en uit hetgeen ze hooren en zien van den vijand hun gevolgtrekkingen te maken. Meestal zal er zeer weinig te zien zijn van den vijand en toch moet hij bevuurd worden. S. wijst in dit verband op de wijze, waarop b.v. bij de vuuropening het doel wordt aangewezen. Bijna steeds luidt dan de aanwijzing: „doel: infanterie recht vooruit of „infanterie in gindschen boschrand". In de meeste gevallen, zoo zegt S., zal de plaats van het doel moeten worden medegedeeld en zal men die me- dedeeling niet in den vorm van een commando kunnen kneden. Voorts meent S., dat het aanbeveling zou verdienen, om bij het vuren het gadeslaan van den vijand over te laten aan den compa gniescommandant en de sectie-commandanten, terwijl de groepscom mandanten, zich in de eerste en voornaamste plaats behooren bezig te houden met het toezicht op en de verbetering van de bediening van het vuurwapen. De kapitein der artillerie W. E. van Dam van Isselt geeft een be schrijving van „Een mobilisatieproef met een batterij veld-artillerie. De vredessterkte aan paarden eener veldbatterij bedraagt thans 52. In oorlogstijd worden van één vredesbatterij a 6 stukken twee bat terijen a 3 stukken gevormd, welke samen 193 paarden vereischen. Per batterij moeten derhalve 140 paarden worden gevorderd. De paardenvordering wordt tegenwoordig jaarlijks in een zeker aantal districten beoefend. De beschreven proef werd als uitstekend geslaagd beschouwd. Op den 4en dag werd reeds een marsch van 36 K. M. gemaakt. Op den 5en das: een marsch van 30 K. M. gevolgd door een gevechtsoefening. S. grijpt deze gelegenheid aan, om nogmaals een lans te breken voor het verdubbelingsstelsel in het Nederlandsehe leger. Door enkelen met kracht voorgestaan, werd echter dit systeem bij de jongste leger- organisatie veroordeeld. S. meent echter, dat waar het verdubbelingsstelsel, zooals is ge bleken, bij de artillerie uitvoerbaar is, de daartegen geopperde bezwa ren voor een zooveel eenvoudiger wapen als de infanterie, als wel wat overdreven moeten worden beschouwd. Yoorts bevat deze aflevering nog een aantal bladzijden wijzigingen op de beschrijving van d.e nieuwe uniform, zooals die in de November aflevering van Mavors werd gegeven. Op 1 Maart 1913 verscheen een nieuw „Boekwerk Uniformen". (In de bibliotheek van het D. v. O. alhier aanwezig. N.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 240