Juni 1913.] Mededeelingen betbeffende het Indisch Legeb. 664 per spoor vandaar via Tjikampek naar Poerwakarta worden vervoerd, en de andere eskadrons na afloop der Cavalerie-manoeuvres via Soe- medang naar Tjimahi marcheeren en den 19den Juli ter beschikking moeten zijn van den Commandant der 2de brigade te Padalarang. D. Brigade-GeDechlsoeieningen. In afwijking van het bepaalde in de 3de alinea van punt 19 van den Grondslag voor opleiding en oefening der Infanterie zullen dit jaar de daarin bedoelde gevechtsoefeningen der brigades samenvallen met de brigade-oefeningen, welke ingevolge punt 27 van dien Grondslag zullen moeten worden gehouden gedurende de 4de periode van het 2de oefeningstijdperk. De brigade-commandanten zullen deze oefeningen zoodanig regelen, dat vóór den aanvang der marschoefeningen een rust-periode van minstens 2 weken kan worden gehouden. Voorts is bepaald, dat de Infanterie gedurende de sub B. bedoelde marschoefeningen niet met de ijzeren blokjes in de patroontasschen, maar met de in de manoeuvreorder aangegeven hoeveelheid losse patronen zal marcheeren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 246