Schriftelijke Dragen, gesteld bij het toelatingsexamen
tot den Intendance cursus in 1913,
NATUURKUNDE.
I. uur).
Wat verstaat ge onder „Arbeidsvermogen van beweging"
en wat onder „arbeidsvermogen van plaats" Toon aan, dat
de vermindering- van 't arbeidsvermogen van beweging, dat
een verticaal naar boven geworpen lichaam ondervindt, gelijk
is aan de vermeerdering van 't arbeidsvermogen van plaats.
II. (3/4 uur).
Door proeven heeft men gevonden, dat een spiraalvormig
gewonden metaaldraad uitrekkingen ondergaat, die evenredig
zijn met de gewichten der lichamen, die men aan den draad
hangt. De lengte der spiraal, die zonder belasting 72 c. M.
is, zou door een gewicht van 200 gram op 80 c. M. gebracht
worden. Men gebruikt nu dezen draad om een lichaam van
109 gram, dat aan een zijner uiteinden bevestigd is, rond te
slingeren. Als de lengte van den draad hierbij 75 c. M.
wordt, hoe groot is dan de snelheid van het lichaam?
Men verwaarlooze de massa van den draad en de werking
van de aantrekking der aarde op het lichaam.
1 K. G. statische eenheid van kracht) =981000 dynes.
N.B. Men geve van het vraagstuk eene oplossing met
de eenheden van het dynamische stelsel!
III. 314 uur).
Welke zijn de voorwaarden voor juistheid en gevoelig
heid eener balans? Door welke beschouwingen komt men
tot de voorwaarden voor de gevoeligheid en hoe kan met
eene onnauwkeurige balans 't gewicht van een lichaam be
paald worden?
IV. (3/4 uur).
Een ijzeren ballon wordt bij 0° en normalen barometerstand
met lucht gevuld en gesloten. Hoeveel atmosfeer zal de inwen-