Mei 1913.] Het schieten met den mitrailleur
later blijken zal, geen dieptespreiden noodig is, waardoor de
trefkans reeds aanmerkelijk verhoogd wordt, zou het ver
dichten van den bundel op deze afstanden tot het genoemd
aantal patronen per J M. doelbreedte tot munitieverspilling
aanleiding geven. Daarom is nog een tweede en snellere tijd
maat voor het breedspreiden noodig, n.l. die van 2| seconde
over 1 gaatje, waardoor de dichtheid van den bundel ge
bracht wordt op -§■ en -§■ kogel per M. doelbreed
te voor de afstanden 200, 300 en 400 M-
Resumeerende blijkt, dat het breedspreiden langzaam en
gelijkmatig moet plaats hebben en in 2 tijdmaten kan
worden uitgevoerd, afhandelijk van den afstand en wel:
1. de snellere tijdmaat van 2J sec. over 1 gaatje voor
afstanden t/m 400 M.
2. de langzame tijdmaat van 4Yi sec. over 1 gaatje voor
afstanden boven 400 M.
B. 5 e t spreiden in de diepte.
Ook de dieptespreiding van den militailleur is zeer gering.
Het Oostenrijksche schietvoorschrift geeft voor de afstanden
van 100 t/m 500 M. eene H. S. 6o op resp. van 8, 12, 17,22.3
en 29 c. M.
Wil men dus met eenige zekerheid van treffen een doel
onder vuur nemen, waarvan de afstand niet nauwkeurig bekend
is, dan is zulks alleen mogelijk door de dieptespreiding van
den bundel kunstmatig te vergrooten, hetgeen plaats heeft door
het draaien van het hoogtewiel naar rechts en naar links.
Waar wij nu in den vervolge over dieptespreiding spreken,
bedoelen wij daarmede deze kunstmatige dieptespreiding.
In het Duitsche schietvoorschrift, ontwerp 1911, vinden wij,
nadat in een voorafgaand punt in het kort de wijze van
inschieten is aangegeven, „Punt 66. Slechts onder zeer gun
stige omstandigheden goede waarneming der aanslagen en
der vuuruitwerking in het doel mag het uitwerkings-
vuur zonder eenige dieptespreiding worden afgegeven. Punt
67. In de meeste gevallen echter zijn deze gunstige
474