[Mei 1913.
De aanvaller:
1. tot het iDzetten zijner grootste vuurkracht ter voor
bereiding en tot steun van den stormaanval;
2. voor de vervolging;
3. tot het afweren van een mogelijken tegenaanval.
De verdediger
1. tot het afweren van den stormaanval;
2. tot het tegengaan van de vervolging;
3. tot steun van de vasthoudende groep bij den tegenaanval.
C. De keuze van het te beschieten doel.
Als regel geldt, dat door afdeelingen van geen grootere
sterkte dan één compagnie nooit meer dan één doel tegelijk
wordt genomen.
Yan de doelen, welke zich kunnen voordoen, hebben de
Infanteriedoelen ontegenzeggelijk voor mitrailleurs de grootste
tactische waarde, niet omdat de trefkans van het vuur daarop
zoo belangrijk is, maar omdat die doelen ten slotte toch de
beslissing van den strijd moeten aanbrengen.
In het hoofdstuk „Het Gevechtsschieten," zal worden aan
gegeven op welke wijze de verschillende vormen, waarin de
Infanterie zich op het gevechtsveld kan voordoen, onder vuur
moeten genomen worden en welke uitwerking daarbij te
verwachten is.
Zooals in punt B. aangetoond, zullen Inf.-flankcolonnes vaak
reeds op de uiterste middelbare afstanden als doel voor mi-
trailleur-afdeelingen worden aangewezen. Zijn deze afdeelingen
eenmaal tot verspreiden gedwongen en in liggende houding,
dan is de trefkans daarop zóó gering geworden, dat het vuur
op afstanden boven 700 M. niet meer aan te bevelen is. Beter is
alsdan het vuur in te houden tot eene voorwaartsche beweging
gemaakt wordt, in welk geval het tot 1000 M. afstand nog
zeer loonend is. (Zie tabel op blz. 484.)
Het zwaartepunt van het tactisch gebruik
van mitrailleurs is en blijft echter op de korte
afstanden.
491
EN DE SCHIETOPLEIDING.