Mei 1913.] De gemengde menages.
Werden bij de bataljons de verschillende landaarden tot af
zonderlijke menages vereenigd, zoo zou de sterkte ongeveer
zijn 120 Europeanen, 80 Amboineezen en 180 Inlanders. De
Eur. menage zou dan ongeveer evenveel hout bij te koopen
hebben, als nu de gemengde menage; de Amb. zou meer hout
hebben in te koopen en alleen de Inl. zou dan met het aan
komende hout kunnen volstaan.
De kosten voor bereiding van worst, enz. behoeven naar
verhouding niet hooger te zijn dan bij eene Europeesche com
pagnie, immers f 1.— per 5 dagen is een maximum.
De betaling der koks bedraagt bij eene gemengde menage
van bovenaangegeven sterkte 3,75 voor den Europeeschen
kok en f 2.— voor den Inlandschen kok, waaruit volgt dat
het maandelijksch aandeel van den Europeaan en Amboinees
7 cent en dat van den Inlander ongeveer 4,5 cent is. Werd
bij de hiervoren aangenomen sterkte van het bataljon land-
aardsgewijs menage gevoerd, dan zou bij de Europeesche
menage f 10.— of ruim 8 cent per man, bij dé Amboineeesche
7,50 of ruim 9 cent per man, bij de Inlandsche 6.— of 3,3 cent
per man en per maand voor den kok worden betaald, waaruit
volgt, dat de invoering van de gemengde menage op deze be
talingen nagenoeg van geen invloed is.
Na de invoering van de gemengde menages werd onder de
Europeanen wel de meening verkondigd, dat zij werden bena
deeld ten behoeve van de andere landaarden. Te voren hadden
zij slechts hun eigen ration gezien, maar nu kwamen zij tot
eene vergelijking met dat van de andere landaarden, die het—
naar zij meendenaltijd minder goed hadden gehad dan zij.
Bij eene door ondergeteekende gehouden bespreking ter zake
bleek o. a, dat de Europeanen niet wisten, dat van landswege aan
een Amboinees hetzelfde wordt verstrekt als aan een Europeaan.
Om echter te voorkomen, dat een der landaarden benadeeld
wordt, is controle noodighiertoe is het niet noodig afzonder
lijke bons op te maken. Daardoor wordt slechts eene schei
ding verkregen op papier, welke niet voorkomt dat in de
506