De scherpscbuttersproef bij de
Infanterie Korpsen op 3aua.
De proef werd bij schrijven van den Chef van het
Wapen der Infanterie d. d. 12 April 1912 No. 2091 vastgesteld.
Zij bestond uit de navolgende oefeningen:
1- hei afgeven van een meerpatronenvuur in staande,
knielende en liggende houding uit de vrije hand, (in volgorde
naar keuze van den schutter); in elke houding gedurende
één minuut op een draad met mikpunt, waarbij, zonder dat
grove fouten in den samengestelden gerichten en snellen
aanslag gemaakt mogen worden, te samen minstens 45 exer
citie patronen verschoten moeten worden;
2. bij een vijfpatronenvuur met scherpe patronen No- 1,
op 200 M. voor het geweer (op 150 M. voor de karabijn) op
eene schijf, als in het schrijven van den Chef van het Wapen
der Infanterie van 19 Juni 1911 No, 3457 aangegeven, naar
keuze in liggende of knielende houding uit de vrije hand
afgegeven, ae totale waardeering van 210 niet te overschrijden.
De proeven moesten op denzelfden dag worden afgelegd
als waardeering gold het product van de som der trefcijfers
met den totaal gebruikten tijd.
Na afloop der proef, die in Juli en December zou plaats
hebben, moesten de korpscommandanten eene opgave indie
nen van
a. het aantal geweerdragenden,
b. het aantal geoefende schutters,
c. het aantal deelnemers aan de proef,
d. het aantal deelnemers, dat aan het le gedeelte der proef
had voldaan,
e. het aantal deelnemers, dat aan de geheele proef had voldaan,
f. de namen, de geschoten seriën, de gebruikte tijden en de
waardeeringsgetallen der geslaagden,
508