[Mei 1913. g. het aantal der bij 56 S. V. bedoelde scherpschutters, dat is moeten worden teruggesteld, h opmerkingen, waartoe de voorgeschreven proef aanleiding had gegeven. Bovenbedoelde opgaven zijn in een tabel (bijlage A) bij eengevoegd. Daardoor heeft men een gemakkelijk overzicht van de resultaten der korpsen en valt tevens de aandacht op enkele zaken, die voor onze schietopleiding van belang zijn. Alleen de op Java aanwezige veldbataljons zijn in beschou wing genomen, omdat deze onder nagenoeg dezelfde omstan digheden verkeeren (oefeningstijdperken, perioden, manoeuvres) en van ons de meeste belangstelling eischen, omdat zij in oorlogstijd de kern en het grootste gedeelte van ons leger zullen vormen. Een beschouwing van de tabel geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen ad a. Het is niet bemoedigend, wanneer wij de sterkte van de veldbataljons op Java in zes maanden tijd met 491 man verminderd zien; wel is van het 10e Bataljon een com pagnie op excursie vertrokken en wordt het genoemde [getal daardoor 150 kleiner, maar toch blijft het een achteruitgang; hopen we daarom, dat de werving en de depot-bataljons ons in afzienbaren tijd de ontbrekende schutters zullen opleveren, opdat de bataljons, indien noodig, met de oorlogssterkte aan geweren in het strijdperk kunnen treden. ad b. Wat het aantal geoefende schutters betreft, is vooruitgang te constateeren. Waren er in Juli 1655 ongeoefenden op 7772 geoefenden, d. i. 21.2%; in December waren die getallen 821 en 7281, d. i. 11.2%. Dit laatste getal is natuurlijk nog te groot voor een vrij willigersleger, waarbij de opleiding zooveel minder aan tijd gebonden is dan elders. Wanneer men bovendien bedenkt, dat een compagniescommandant niet dan noode overgaat tot het instellen van eene klasse achterlijken, zoodat het getal 11.2 als een minimum is te beschouwen, dan stemt dat tot 509 De SCHERP8CHUTTERSPR0EF

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 79