Beschouwingen over het Velddienstvoorschrift. [Mei 1913
in het 4e punt van het marschbevel worden opgenomen. Al
leen in dat geval zal de colonnecommandant bevelen voor de
cavalerie uitvaardigen, want het met de rechtstreeksche be
veiliging belaste deel van dat wapen staat onder de bevelen
van den commandant der voorhoede (p. 54). Aangezien de
tegenwoordige redactie van het 4e punt van het schema aan
leiding zou kunnen geven tot misverstand, omdat men n. 1.
daaruit zou kunnen opmaken, dat de colonnecommandant altijd
bevelen aan de cavalerie moet verstrekken, zou het m. i. aan
beveling verdienen dat punt te doen luiden
„c. q. Bevelen en aanwijzingen voor de cavalerie en de
„veiligheidstroepen".
Overigens gaan in het nieuwe schema de bevelen voor de al-
gemeene marschregeling, d. w. z. de bevelen, die noodig zijn om
de colonne tot den afmarsch gereed te hebben, vooraf aan de
bevelen voor de onderdeelen der colonne en zijn bij deze laat
ste minder puntjes genoemd, dan in het oude schema, zoo
dat de bevelgever nu minder in de verleiding wordt gebracht
om te wijdloopige bevelen uit te geven. De vraag rijst even
wel, of het goed gezien is om deze beknoptheid zoo ver te
drijveD, dat de marschweg voor de colonne zelf die voor de
treinen vindt men in 't 6e punt—ook niet meer in het marsch
bevel wordt aangegeven. Wanneer toch de voorhoedecom
mandant vóór den afmarsch bevelen omtrent den te volgen
weg heeft ontvangen en de commandanten zijner onderaf-
deelingen door middel van het voorhoedebevel eveneens daar
van kennis hebben bekomen, behoeft gedurende der marsch
de colonnecommandant niet telkens erop bedacht te zijn om
ter voorkoming van oponthoud tijdig bevelen omtrent den
te volgen weg te geven, waardoor zijne aandacht van meer
nuttige zaken wordt afgeleid.
Omtrent de treinen kan, behalve hetgeen hiervoren reeds
werd aangeteekend, nog het volgende worden opgemerkt.
De „indeeling en samenstelling" zijn in een afzonderlijk hoofd
stuk bijeengevoegd, hetgeen aan den eenen kant wel aanbe-
451
De Treinen.