bij de Infanteriekorpsen op Java.
[Mei 1913.
hefc aantal deelnemers, voldeden aan de oefening sub 1 tot
die, welke ook voldeden aan sub 2, niet bevredigend.
Immers om een waarborg te hebben, dat alleen werkelijk
goede (scherp) schutters aan de proef deelnemen, is in 55
S. V. bepaald, dat alleen zij, die voortdurend goede schietuit-
komsten hebben, daarvoor in aanmerking komen en wanneer
bovendien onder deze door de oefening sub 1 nog een selectie
wordt gehouden, dan mag een resultaat van gemiddeld 25
geslaagden niet tot tevredenheid stemmen.
Wil dat hooger zijn en m. i. moet het in elk geval bo
ven de 50% zijn, dan volgt daaruit, dat de eischen van
toelating tot het afleggen van de proef door de compagnies
commandanten hooger moeten worden gesteld en dat aan
de oefening sub 1 meer waarde moet gehecht worden dan
tot nu toe gebeurde.
Het o/0 deelnemers zal dan nog kleiner worden dan het
reeds is (zie ad c), maar de cijfers zullen aan reëele waarde
winnen en den toestand scherper teekenen.
Bij enkele korpsen heerschte de meening, dat waar de
scherpschuttersproef uit 2 oefeningen bestond, het onver
schillig zoude zijn welke oefening het eerst verricht werd;
dit lag echter geenszins in de bedoeling, want o. m. is de
oefening sub 1 te beschouwen als een proef in de techniek
van de schietkunst, verder is ze zeer gewenscht om door
de selectie zooveel mogelijk de factor „geluk" bij de oefening
sub 2 te neutraliseeren, terwijl bovendien het afgeven van
minstens 45 schijnschoten eenigen tijd vóórdat de oefening
sub 2 aanvangt, eenige vermoeienis van de armspieren zal
veroorzaken, welke vermoeienis in de werkelijkheid zoo goed
als altijd, maar dan in heviger mate aanwezig zal zijn.
M. i. moet daarom het voldoen aan de oefening sub 1 een
gebiedende eisch zijn om tot die sub 2 te worden toegelaten.
In Juli en December voldeden respectievelijk 5.13 en 4.76
van de sterkte aan de proef, zoodat nu, grof berekend,
10 °/0 scherpschutters bij de veldinfanterie zijn. Voor een
vrijwilligersleger, en vooral voor een leger, dat in getalsterkte
511
I. M. T. 1913. 3».