bij de Infantebiekokpsen op Java. [Mei 1913.
De vergelijking van de behaalde punten valt, zij het ook
met een klein verschil, ten gunste van de proef in Juli uit,
wat het gemiddelde betreft; de culminatie punten der lijnen
zijn echter beide in de lijn van 14 gelegen.
In elk geval zijn de korpsen met deze vergelijking gebaat;
„un homme averti en vaut deux"; de snelheid van het schot
mag niet ten koste, doch moet met behoud van de juistheid
opgevoerd worden!
In verband met bovenstaande zou ik de aandacht nog wil
len vestigen op het volgende:
a. Bij de aanslagoefeningen is het hoogst nuttig om
eenige malen in de week de aanslagen te doen uitvoeren op
kop-, borst- en rompschijven op 200, 300 of 400 M. afstand,
bij voorkeur in het terrein en afdeelingen op elkaar.
De oefening van het oog is daarbij meer gebaseerd op de
werkelijkheid dan bij de aanslagoefeningen op het touw met
kraaltjes of andere kleine mikpunten. Gedurende het openen
en sluiten van den grendel moet de man n. 1. naar het doel
blijven zien en nu behoeft het geen betoog, dat het heel wat
minder inspannend is te kijken naar een glinsterend of ge
kleurd voorwerp op 1.25 M. afstand van het oog dan naar
een doel op 200, 300 of 400 M. afstand daarvan.
Bovendien zou een borstschijf op 400 (200) M- van het
oog op 1.25 M. daarvan voorgesteld moeten worden door een
voorwerp van -4- 1*5 (3.2) m- M. in het vierkant, teiwijl aan
het touw slechts zelden mikpunten (kraaltjes) van die afme
tingen worden aangetroffen.
Maar zelfs al was dat het geval, zooals bijv. met spelden,
dan nog zouden de kleur en gesteldheid der omgeving
pleiten voor bovenbedoelde oefening, waarvan bovendien het
schietvoorschrift in de laatste alinea van 40 het goed
recht van bestaan duidelijk aangeeft.
Op dit oogenblik is het nog niet wel mogelijk de aan
slagen daarbij op de richting te controleeren, maar waar de
aanslagoefeningen op het touwtje geregeld gehouden worden,
is dat geen groot bezwaar. Een niet gering voordeel is ech-
513