J uli 1913.] De Opmarsch. Op 5 November werd de opmarsch voortgezet en ongeveer bij Tehorlu kreeg de cavalerie-divisie contact met de Turken. Van af dat punt tot de linie van Tchataldja vonden wel enkele schermutselingen, doch geen ernstige gevechten plaats en, merkt de schrijver in de Times ironisch op, „de Bulgaarsche staf kon geenszins de verantwoordelijkheid op zich nemen voor al die fantastische slagen en gevechten, die men in dezen tijd te Weenen uitvond." Onbespannen Turksche wagens, uitrustingsstukken, am munitie, schoenen, enz. werden langs alle wegen en paden gevonden en het was opmerkelijk, dat, hoe oostelijKer de Bulgaren kwamen, des te talrijker de achtergelaten voor werpen werden. In de bedding van een kleinen stroom, ongeveer 4 mijlen zuidelijk van Sarai, werd een geheel con- vooi ontdekt, waarbij automobielen en wagens van alle soorten constructie, waarin honderden lijken van Turksche soldaten lagen. Generaal Demitrieff en zijn staf dachten oorspronkelijk dat hier een moordpartij had plaats gehad en eerst bij Istrandja begon de geneeskundige dienst de aanwezigheid van een besmettelijke ziekte te vermoeden. Oostelijk van een lijn door Tehorlu en Istrandja krijgt het landschap een ander uiterlijk en gaat het van open, golvend laagland over in een opeenvolging van ruwe en rotsachtige heuvels, gedeeltelijk begroeid met kreupelhout, terwijl ten N. van den spoorweg de Istrandja Balkan een even rustige terreinhindernis vormt als de hoogten langs de grens, ten N. van Kirkkilisse. De eenige goede weg door dit moeilijke terrein voert langs de kust van de zee van Marmora, maar kon niet gebruikt worden, met het oog op een eventueele beschieting door de Turksche vloot. De opmarsch van de Bulgaren dwars door 690 de grenadiers van Oudinot en de Cavalerie-reserve. Door deze achtervolging, waarbij vier dagen achtereen werd gemarcheerd gedurende meer dan 10 uren daags, maakte Murat 12.000 krijgsgevangenen, waaronder 7 generaals en 200 officieren en veroverde 120 stukken, 500 voertuigen, 11 vaandels, en de Oos- tenrijkschc krijgskas. En ook bij dit terugtrekkend leger was een Cavalerie- korps van 6 a 7.000 man

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 24