moest standhouden; verder gaf p. 124 aan, hoe gehandeld
moest worden bij een vijandelijken aanval.
Deze voorschriften waren duidelijk en de keuze van de
plaats van de veldwacht leverde dan ook als regel geen
moeielijkheid op.
Voor het geval nl. dat de veldwachten stand moesten
houden, was het duidelijk, dat de plaats zoodanig moest
worden gekozen, dat de lijn van veldwachten eene goede
weerstandslijn vormde, terwijl voor het geval, dat de veld
wachten moesten terugtrekken op de voorpostendetache
menten, in welk geval getracht moest worden het vooruitruk
ken van den vijand te vertragen (p. 124), de plaats zoodanig
moest worden gekozen dat, öf de vijand in de lijn van de
veldwachten kan worden opgehouden, hetgeen wees op de
wenschelijkheid van een ruim schootsveld vóór de veldwacht,
öf, zoo de gelegenheid daartoe ontbrak, op de noodzakelijk
heid om gedurende het terugtrekken op de voorpostendetache
menten in de een of andere lijn korten tijd te kunnen
standhouden.
Bovendien gaf p. 116 nog enkele aanwijzingen voor de
plaats van de veldwachten, die bij de keuze daarvan van
nut konden zijn.
Deze in 1905 gegeven voorschriften waren geheel in over
eenstemming met de beginselen, welke ter zake in het Leerboek
der tactiek door A. Hoogeboom en G. J. C. A. Pop (uitgave
1900) worden gehuldigd. In dat leerboek worden de
voorposten verdeeld in een beschermend gedeelte, nl. de
voorpostendetachementen, in de lijn waarvan in den regel
de weerstand wordt geboden, en in een beveiligend gedeelte,
t. w. de veldwachten, in de lijn waarvan in den regel dus
geen weerstand zal worden geboden. Toch wordt in dat leerboek
geëischt, dat de veldwachten van hunne standplaats de ge
vechtskracht kunnen ontwikkelen in de bedreigde richting, het
geen voor de infanterie veldwachten hierop neerkomt, dat ze
een vrij schootsveld moeten hebben.
Blijkens de laatste uitgave van Hoogeboom en Pop zijn boven-
699
DS TOEPASSING VAN HET VELDDIENSTVOOBSCHRIFT. [Jllli 1913.