Het Rumeensche Legee.
[Juli 1913.
jongelieden van 19 en 20 jaar iedere maand op 2 Zondagen
(daar schijnt men nog weerplicht vóór Zondagsrust te stellen
exerceeren en schietoefeningen hebben.
Wie een diploma eind-examen middelbaar of hooger onder
wijs bezit, behoeft slechts één jaar te dienen en wordt dan
benoemd tot reserve-officier.
De tot het brengen van het leger op oorlogssterkte be-
noodigde manschappen worden in elke 3 jaar minstens 20 dagen
voor herhalingsoefeningen opgeroepen, doch de Koning kan
hen oproepen ter oefening, b. v. bij invoeren van nieuwe be
wapening, belangrijke reglements-wijzigingen enz. tot 30 dagen
in één jaar. Hierdoor blijft het leger ook „in nieuwe banen"
geheel op de hoogte en heerscht er eenheid.
Bij mobilisatie heeft het leger een oorlogssterkte van
220.000 man, 18.000 ruiters, 500 nieuwe en 150 verouderde
stukken en 180 mitrailleurs.
Het leger bestaat dan uit 5 Legerkorpsen, elk van 2 divisies
linie- en 1 divisie reserve-troepen, dus 3 divisies.
Een divisie linietroepen bestaat uit 4 regimenten infanterie,
elk van 3 bataljons, en een bataljon jagers, 1 regiment cavalerie
van 4 escadrons, 2 regimenten- artillerie, elk van 6 batterijen,
1 compagnie genietroepen, 1 telegraafafdeeling, 1 munitie
park, 1 veldhospitaal, in 't geheel 13 bataljons, 4 escadrons, 12
batterijen, tot een sterkte van 14000 man, 700 ruiters, 48 stuk
ken en 14 mitrailleurs.
De troep is bewapend met het Mannlicher repeteergeweer
m. 93, voorzien van een dolkbajonet en met magazijnlading
door houders met 5 patronen; de artillerie met Krupp'sche
snelvuur kanonnen m. '04 van 7.5 c.m. met kanonterugloop.
Behalve de 5 Legerkorpsen wordt beschikt over een zelf
standige Cavalerie-divisie van 2 brigades, elk van 2 regimenten
van 4 escadrons, 1 afdeeling rijdende artillerie van 3 batterijen
en 3 bereden mitrailleur- eompagnieën, elk van 4 mitrailleurs,
te zamen 24 escadrons ongeveer 3600 sabels—, 12 stukken en
12 mitrailleurs.
721