Juli 1913.1 Korte Mededeelingen. 726 Tegenover joe staat di (doch in temboeng pasisir en temboeng bang wêtan, d. w. z. in Noordkust- en Oost-Java dialect dig)— „jon gere zuster". Het aanspraakwoord tot Ttante" is bi bi of bi (in bolo in den regel mboq tjïliq) tot „moeder" mboq of simboq (in de désa bijoeng) en tot „oudere taDte" wa, oewd, si wa. Daartegen over staat dan ndoeq „meisje", in alle drie de gevallen „Groot moedertje" is ninini, ninéq (Oost-Java nènèq) of mbah. Daartegen over poetoe „kleindochter," maar meest ndoeq. Beleefdheidstermen (Kramü-inggil) zijn joe adjeng en di-adjeng tegen vreemden; bij de eigen zusters bezigt men deze woorden niet, doch de termen hierboven vermeld. Spreekt men voorts tot de echtgenoote van een ambtenaar, die recht heeft op den titel van benddrd (zooals bijv. Regent tot Ass. Wedana, mits van vrij goeden adel) dan zegt men raden ajoe, de lagere in rang zegt: benddrd dèn ajoe. Tegen ongehuwde meisjes van adellijke afkomst regt mendèn adjengmas adjeng en iets lager in rang dèn l&rd, mas lard. Vergeleken met de titels voor mannen en jongens krijgt men voor ongehuwde meisjes achtereenvolgens naast raden mas: dèn adjengnaast raden dèn lardnaast goes of bagoes (dat voor kinderen in de plaats treedt van mas, de laagste titel voor vol wassenen mas lard of mboq Icird. Van Libi, mboq en wa is het Kr&ma-inggil iboe, en daartegenover staat weer ndoeq meisje". Voor „grootmoeder" is het K. I. éjang, ook met ndoeq of wajah er tegenover. Aan de hoven is verder nog het gebruik, dat adellijke kinderen uit bijvrouwen geboren slechts de padmi (hoofdvrouw) met iboe toespreken, doch de selir's(en ook de eigen moeder) met bibi. Mboq en bijoeng worden dan niet gebezigd. In Jogjakarta is verder gebruikelijk om bapaq door ramaq te vervangen. In Oost-Java tot zelfs in Madioen is maq voor „vader" in gebruik (evenals bijv. in het Madoereesch). Aan de Noordkust zegt men evenals in Batavia maq of emaq voor „moeder Het gebruik van maq voor „vader" is geen verbastering te achten, maar een overblijfsel van het in onbruik geraakte ama voor vader (dat in 't Soendaasch nog gebruikelijk is). Het K. I. ramd is hier van met vereerend voorvoegsel ra afgeleid, en paman door praefix pa -j- suffix an. Vgl. nog het Maleische mamaq „moeders broer, die het beheer over het erfgoed heeft". Dat vereerende ra treedt in tal van verwantschapsnamen op, welke niet in den tweeden persoon, dus als aanspraakwoord of vocatief, maar wel als 3en persoon, en dan zoowel met betrekking tot een verwant van den aangesprokene of van een ander, gebezigd worden. Inglcang rdma= „uw" of Het aan spraakwoord mas is bij gebroeders als een verkorting van kang-mas te beschouwen, het staat als zoodanig dan tegenover di-mas, en kan nooit als vervanging van dit laatste dienen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 60