Korte Mededeelingen. [Juli 1913. 727 zijn heer vader Ingkang raka (uit ra-\-ka. Nog geldt in den wajang kdka als aanspraakwoord, i. pl. v. kakangen vgl. 'c Maleiscke kakaq) „uw (of zijn) geëerde broeder Ingkang raji (uit ra+aji, 't laatste= ran, ari, acli waarmede wel kari „achterblijven" verwant is vgl. ari-ari nageboorte en kekïlwah vruchtwater) „uw geëerde jongere broeder of zuster". Ook in den verouderenden term rénu voor „moeder" zit dit ra -\-ina. In verhalen komt jajah-réna voor bapa- bijoeng veel voor (ook wel ramu-réna, doch meer rdma-iboé). Ook voor padi-snijdsters (irong derep) is de term rénd in gebruik, naast koeroeng In /«ra. voor rara „meisje" vrinden wij ditzelfde ra -j- ra voor ra -4-ra-adit laatste beantwoordend aan 't Maleisehe dara. In 't oud- Javaansch kwam ra veel meer voor b. v. ranaq „kind* ra lapa (doch vaak=^) ra-lapa, de gezamenlijke kluizenaars); vermoedelijk ook in raden, uit ra-f hadi-an adellijke; voorts nog redité als ouden naam voor den Zondag uit ra-\-aditya [Skr. zon). In sira gij (door den Yorst tot zijn onderdanen, maar in ver schillende streken nog algemeen in gebruik) zit het persoons-arti- kel si-\-ra, dus „de geëerde." Ten slotte valt volledigheidshalve er nog op te wijzen, dat de jonggehuwde vrouw door vreemden wordt toegesproken met mboq ngantèn (uit pengantèn bruid of bruidegom, in Oost-Java keman- tèn) en de echtgenoot met mas ngantèn. De man zelf spreekt de echtgenoote met ndoeq „meisje, kindlief" toe, aan de Noordkust en in den Oosthoek met diqv „jongere zuster." Zij zegt wederkeerig tot hem kano of mas= „oudere broer." Is er een kind, dan heet de vrouw mboqné toU en de man paqnétolê. De buren zeggen dan b. v. mboq Sidin of mboqné Sidin en paq Sidin oïpaqné Sidin. In de desa spreken man en vrouw elkaar wel aan als icong la- nang=vman", v:ong uadon „vrouw". Bij Prijaji 's zeggen man en vrouw: ndoeq en mas tegen elkander, en na de geboorte van een kind, dat b.v. Warsa heet: iboené Warsu of boe zonder meer, en daartegenover bapaqné Warsa of paq. Ten aanzien van mengkéta dat hierboven met „neem me niet kwalijk" is weergegeven valt op te merken dat mengkn, Mangké (eigenlijk „strakjes") bijv. ook gebezigd wordt iu onzen zin van „ga even op zij, als 't u belieft," en van „wacht even." In plaats hiervan ook: mengko disiq. Mangké roemijin. „Wacht, laat mij eerst wat zeggen," of „laat mij eerst aan de beurt," ook wel: mengko sadéld (in Oost- Java sediloet), Mangké sekedap". „Haast je maar niet" of „laat mij maar begaan" is mengké-mengké, Mangkê-mangké. Verder valt nog op te merken, dat désalieden bij een ontmoeting als in ons ge- In de wajang en in Oost-Java wordt Ingkang raka ook gebezigd voor „uw (of zijn) geëerde oudore zuster". In Soerakarta echter gebruikt men dien term alleen voor mannen, en Ingkang mboq ajoe voor „zuster". Bij Ingkang raji is ook in Soerakarta het genus onverschillig. Ingkang rama echter duidt nooit anders dan den „vader" aan. Daarnaast Ingkang iboe voor de „moeder."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 61