748 Juli 1913.] Overzicht van eenige Tijdschriften. De Kapitein der art. W. E. van Dam van Isselt behandelt in het kort „De reorganisatie dur vesting-artillerie." Kaast de infan terie onderging ook de vesting art. bij de jongste reorganisatie zeer belangrijke wijzigingen. Yroeger bestond dit wapen uit 4 Regimenten, elk a 10 compa gnieën, waarbij echter geen onderverdeeling der Regimenten in bataljons bestond. Volgens de nieuwe regeling zijn er 52 compagnieën, welke eveneens samen 4 Regimenten vormen, doch waarin de compagnieën weer tezamen worden gevat tot bataljons van 2 a 5 compagnieën. Eik bataljon is thans in zijn geheel bestemd voor een kleine stelling, dan wel voor een bepaald gedeelte van een groote stelling. Voegen wij aan het bovenstaande nog toe, dat de uitbreiding van 12 compa gnieën werd verkregen door een vermindering van de oorlogssterkte der compagnie. Deze bedroeg vroeger 350 man, een getal dat algemeen te groot werd geacht. "Wijzen we mede nog op een klein artikel van den kap. der Grena diers P. H. A. de Ridder, waarin leen beschrijving gegeven wordt van „de veldkleeding en de proef-velduitrusting van de Nederlandsche infanterie". Met de gewijzigde velduitrusting wordt thans bij een 4-tal compagnieën een proef genomen. Aan de beschrijving zijn een paar duidelijke foto's toegevoegd. Onder het hoofd Boekaankondiging" treffen we een zeer belang rijke beschouwing aan over de studie van den kap. commdt der 2e mitrailleurafdeeling Verberne, getiteld: „Welke mitrailleurafdeeling is voor de Nederlandsche cavalerie de meest gewenschte." Bedoelde beschouwingen, welke een zeer vleiend oordeel inhouden over het werk je van kapitein Verberne, zijn van de hand van den kapitein van den Generalen Staf H. H. van Dobben. Voorts bevat deze aflevering nog: „Schetsen uit Mantsjoerije, Nanshan" door Res. Luit. Kol van den Belt; 'de drijfzak" door luit. M. Waltheer,en „Vervoer van verhuisboedels" door den onderafdeelingschef J. H. Riddering. Mede treffen we in deze afle vering nog een uittreksel aan uit een artikel, voorkomende in „Allen Weer baar," waarin de res. 2e. luit. Jhr. E. O. Berg zijn stem verheft tegen het in Nederland meer en meer voorkomend verschijnsel, dat inspecteurs van politie, brandweer, trams, voorts agenten, veldwachters en conduc teurs worden gestoken in uniformen, die al meer en meer op die van leger en marine gaan gelijken. De Militaire Spectator '1913 Xo. 5. „Eene Wereldstrijdmacht," aldus luidt de titel van het aanvangs- artikel, welk artikel afkomstig is van de hand van den Generaal-majoor

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 82