Aug. 1918.] Begrooting N. I. dienstjaar 1914. Ind. ontw. 6 Europeesche wachtmeesters, 6 korporaals, 6 cavaleristen, 18 Inlandsche cavaleristen en 48 troepenpaarden. Onderaf deeling 294g. Ter voorkoming van verloop onder het burgerlijk personeel, ingedeeld bij den Artillerie-constructiewinkel, wordt het voor deze categorie van ambtenaren met uitzondering nochtans van den ingenieur-werktuigkundige en den portier, dringend noodzakelijk geacht de geldelijke positie, die voor het meerendeel hunner sinds 1873 geen wijziging heeft ondergaan, te herzien in dier voege, dat de maximum traktementen voor de opzieners worden gebracht van 4.200 op 4.500 en in verband hiermede voor de onderopzieners en met hen gelijkgestelden f 3,300 zullen bedragen. Voorts zullen in buitengewone gevallen, als het gedurende eenigen tijd noodzakelijk overwerken in de werk plaatsen, door bijzondere inspanning opvoeren van het productie vermogen eener werkplaats e. m. d., tot een bepaald bedrag premiën worden toegekend instede van de tot nog toe uitgekeerd wordende overwerkgelden. Deze maatregelen, waardoor de geldelijke omstandigheden van bedoelde personen zullen overeenkomen met die van de ambtenaren, waarmede zij, zoowel wat werkzaamheden als wat maatschappelijke positie betreft, moeten worden gelijkgesteld, zullen eene vermeerdering der jaarlijksche uitgaven tengevolge hebben van 7.820. Onderaf deeling 294h, Evenals bij de wapens der Infanterie en Genie is het bij den militairen Geneeskundigen Dienst gewenscht de officieren van gezondheid tegen het tijdstip, dat zij in aanmerking komen voor hoofdofficier, in welken rang zij verplicht zijn tot het houden van een dienstrijpaard, in de gelegenheid te stellen zich het paardrijden weder behoorlijk eigen te maken. Naar aanleiding hiervan ware aan het oudste één vierde gedeelte der officieren van Gezondheid der le klasse de gelegenheid te geven tot het kosteloos houden van een dienstrijpaard. In aanmerking genomen, dat niet allen van dezen maatregel zullen wenschen gebruik te maken, zal het voldoende zijn te rekenen op 10 personen, zoodat, daar per paard op rond 500 moet worden gerekend, de begrooting ter zake met 5.000 is verhoogd. 856

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 102