het Veldleger in Ned.-Ind. [Aug. 1913.
Overigens geldt voor de compagnie voortroep, en ook voor de
hieronder te behandelen toestanden der compagnie, in het
algemeen hetgeen bij de compagnie zelfstandig optredende,
is opgemerkt.
Naar aanleiding van het gebruik van gevechtspatrouilles
vóór de tirailleurlinie is het niet overbodig er cp te wijzen,
dat deze linie alvorens te vuren eerst voorwaarts rukt tot in
de lijn der gevechtspatrouilles.
De compagnie-voorhoede.
Voor de compagnie-voorhoede gelden geheel dezelfde be
ginselen wat betreft marschvorm, verbinding, enz. als voor de
compagnie-voortroep.
De compagnie als deel der voorste gevechtslinie.
De meest geschikte marschvorm is die bedoeld in schets 2,
tenzij de compagnie optreedt als niet aangeleunde vleugel
compagnie dan is een formatie als in schets 3 aan te bevelen.
Voor het verband in de compagnie gelden de reeds hiervo-
ren vermelde regels. De commandant der richtingscompagnie
zorgt met de hem tendienste staande middelen in de juiste
richting terrein te winnen; de andere C. Ctn. zorgen zich
naar eerstgenoemden te regelen, zonder daarbij al te angstval
lig aan de voorgeschreven 25 M. tusschenruimte tusschen de
gevechtsfronten der compagnieën vast te houden. Slechts
enkele verbindingsmanschappen zijn noodig.
De compagnie als deel der 2e. gevechtslinie.
De formatie, waarin de compagnie marcheert, is afhanke
lijk van 's vijands vuur en van het al of niet aangeleund zijn.
Aangeleund zijnde, beweegt de compagnie zich het gemak
kelijkst door het terrein in flank-colonne met de sectiën op
40 pas tusschenruimte.
De C. Ct. wijst de richtingssectie aan, waarbij hij zich
zelve ook normaal ophoudt en laat door deze sectie middels
verbindingsrotten verband houden met den ondersteunings
troep der voor hem oprukkende compagnie der voorste linie;
de overige sectiën houden door enkele verbindingsrotten
verband met de richtingssectie.
765