Zonder eenige letterzifterij gelezen is dat duidelijk genoeg en volgt de conclusie onmiddellijk dat de rechtstreeksche beveiliging hoofdzaak is. Deze meening wordt temeer versterkt door het volgende lid van punt 53, dat alleen bij een mar- eheerenden troep (want het spreekt va n „den door de troepenaf- deeling gevolgden marsckweg den colonne Comdt. de bevoegd heid geeft en dat nog alleen dan wanneer geen ophelderende cavalerie in d ezelfde richting vooruit is om een gedeelte van zijne cavalerie ter opheldering vooruit te zenden. Dat gedeelte mag ech er niet groot genomen worden immers de hoofdtaak is de rechtstreeksche beveiliging de restrictie „zij het ook op beperkte schaal" wijst dat m.i. voldoende uit. Ook de kapitein Luchsinger volgt, in zijne artikelen „Beschou wingen over het Velddienstvoorschrift" opgenomen in de afleveringen Maart t/m Juni van dit tijdschrift, de aange geven indeeling; hij schrijft op blz 277, waar hij het in 53 (2) omschreven geval bespreekt: „In zoodanig geval bepaalt „de Br. Comdt. dat een deel der brigadecavalerie, van een „door hem aan te gevin sterkte, te zijner beschikking moet „worden gesteld voor den ophelderingsdienst, hetzij", enz. en verder: „De Commandant dier Cavaleriepatrouille ontvangt „zijn opdracht (instructie) van of namens den Br. Cmdt." Waar onder „cavaleriepatrouille" verstaan wordt hoogstens „een peloton, daar blijkt hieruit, dat ook deze schrijver den gestelden regel volgt en uit punt 53 leest, dat het grootste gedeelte der brigadecavalerie bij de veiligheidstroepen moet worden ingedeeld. Het bedoelde punt heeft reeds aanleiding gegeven tot vele en velerlei discussiën en het is mij duidelijk geworden, dat h et recept, voor het gebruik der brigadecavalerie gegeven, geenszins algemeen in den smaak valt; m. i. terecht. Want wie zou de opvatting van een Detachements-Commandant verdedigen, wien opgedragen was, zoo spoedig mogelijk een brug te gaan bezetten, een convooi op te lichten, eene vijan delijk e afdeeling op te sporen en daarna aan te tasten, eene geslagen vijand te vervolgen, als hij de hem toegevoegde 779 Het GEBRUIK VAN ONZE CaV.b/D VEILIGHEIDSTROEPEN. [Aüg. 1913.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 25