Aug. 1918.] Het-gebruik van onze Ca v. b/d veiligheidstroepen.
Cavalerie in de eerste plaats gebruikte voor zijne rechtstreek
sche beveiliging en slechts eene patrouille ter opheldering
vooruitzond Neen, dat voelen we, dat kan onmogelijk goed
zijn; wel degelijk is in al die genoemde gevallen de recht-
streeksche beveiliging bijzaak en kan deze met vrucht door
eene patrouille waargenomen worden, terwijl het grootste
gedeelte der ter beschikking gestelde cavalerie niet bij de
veiligheidstroepen wordt ingedeeld, maar van den Detache-
ments Comdt. haar eigen opdracht krijgt.
Nu zegge men niet: art 53 bedoelt met zijn „in de eerste
plaats" niet dat het grootste gedeelte der brigadecavalerie voor
den veiligheidsdienst moet afgezonderd worden, maar alleen,
dat men aan dien dienst „in de eerste plaats" zijn aandacht
moet schenken (zoo heb ik het artikel wel eens hooren toelich
ten), neen, dat is, zooals ik boven zeide, letterzifterij. Naar
mijne meening moet dan ook het besproken artikel veel
ruimer gesteld worden en wel in dier voege, dat den Br.
(Det) Comdt. volledige vrijheid worde gelaten, hoe hij de hem
toegevoegde cavalerie wil bezigen, terwijl alleen de restrictie
gesteld moet worden, dat ten allen tijde een gedeelte door
hem worde bestemd voor de rechtstreeksche beveiliging, zij
het slechts eene enkele patrouille (Cavalerie spits).
Tot welke opvattingen het in toepassing brengen van punt
53, zooals het er nu staat, kan aanleiding geven, diene het
volgende: Bij eene directe vervolging zag ik de ingedeelde
cavalerie belasten met de directe beveiliging van de vervolgende
colonne; bij eene opdracht, om een afgedrongen detachement
van den geslagen vijand, op te sporen, zag ik de helft der
ingedeelde cavalerie gebruiken voor de rechtstreeksche bevei
liging. Zouden de betrokken Commandanten ook tot deze
aanwending zijn gekomen, indien punt 53 anders gesteld ware?
Naar mijne meening hangt het gebruik en de indeeling van
de aan eene troepen-afdeeling toegevoegde cavalerie in de
eerste plaats af van de taak, die aan die troepenmacht is
gesteld, waarbij verder de algemeene toestand, zoowel van
vriend als vijand, de afstand tusschen beide en het moreel
780