Aug. 1913.] Het gebruik van onze Cav. b/d veiligheidstroepen.
de aanraking met vijandelijke infanterie is verkregen, een
belangrijk gedeelte toe aan de voorhoedecavalerie. Zoo helpt
zij de Hoofdmacht beschermen tegen verrassende aanvallen
(voornamelijk tegen vuurovervalling) door den Voorhoede
Commandant tijdig te berichten van vijandelijke infanterie
c. q. afgezeten cavalerie afdeelingen, die stelling genomen
hebben, hetzij a clieval van den marschweg, hetzij in randen
of op hoogteruggen, van waaruit flankvuur op de colonne zou
kunnen worden afgegeven.
Het is dan de taak van de infanterie der voorhoede op dit
bericht zoodanig te ageeren, dat öf de vijand tijdig verjaagd
wordt öf zoodanig en echec wordt gehouden, dat de Hoofd
macht niet in kwetsbare vormen onder vuur genomen kan
worden [75 G. H.]
Zoo belet de voorhoedecavalerie de verkenning aan de
vijandelijke cavalerie (11 G. H.) door vijandelijke cavalerie-
patrouilles voor het front terug te werpen en als deze zij
waarts uithalen, dit te melden aan den Voorhoede-Comdt,
waarna ze die vijandelijke ophelderingsorganen door enkele
ruiters doet waarnemen.
De Voorhoede-Comdt. laat, op het bericht dat vijandelijke
cav. patrouilles voor het front zijn teruggeweken en in het
bedekte terrein zijn verdwenen, door de infanteriespits een,
zoo noodig twee (rechts en links) kleine patrouilles in de ge
vaarlijke strook" uitschuiven (67 (3) V.V.), teneinde te belet
ten, dat de vijandelijke ophelderingsorganen, na zich van de
spits te hebben losgemaakt, tusschen deze en de cav. patrouil
le door, den marschweg weer naderen. Vèr behoeven deze
inf. patrouilles zich niet van den marschweg te verwijderen;
zij marcheeren in gezichtsverband met haar Commandant,
want daar moet ook de vijandelijke cavalerie komen om den
weg te kunnen waarnemen.
De infanteriepatrouilles hebben in opdracht de vijande
lijke cavalerie uit het bedekte terrein te verjagen, tot ze weer
een flinken afstand van den marschweg hebben genomen.
In de vroegere L. B. V. stond in punt 74: „het beletten
782