Hst gebruik van onze Ca v. b/d veiligheidstroep ex. [Aug. 1913. het steeds van twee kwaden het minste te moeten kiezen. Zooeven sprak ik van het „gros" der voorhoedecavalerie, doch om de verwachtingen, door dit „dikke" woord gewekt, niet te hoog te spannen, wil ik even voorrekenen, dat deze afdeeling in maximum 14 ruiters kan tellen, wanneer het peloton op volledige sterkte is uitgereikt. De Pelotons commandant zendt als regel een linker- en een rechter doorzoekingspatrouille uit, die met de spits, op gelijke hoogte moeten trachten te blijven; maakt de Pel. Comdt. deze patrouilles zoo zwak mogelijk, d.i. een Comdt. en 3 man en laten we den trompetter, die bij den Pel. Comdt. blijft, buiten rekening, dan is het gros hoogstens 14 ruiters sterk. We zullen in het uit te werken voorbeeld zien, dat bij de eerste de beste gebeurtenis, die het uitzenden van eene nieuwe patrouille noodzakelijk maakt, het „gros" al dadelijk tot eene gewone patrouille teruggebracht wordt, waarmede de noodzakelijkheid is aangetoond van het ver meerderen van de gevechtssterkte van onze pelotons. Hierbij komt nog, dat naar mijne meening 4 man voor de linker en rechter doorzoekingspatrouille te weinig is; deze patrouilles toch moeten in staat zijn, om eene vijandelijke cav. patrouil le te melden (1 man) en, bij het uithalen van deze patrouille, haar door minstens 2 man te laten volgen, zonder haar taak dadelijk te behoeven op te geven. Dit zou bij eene patrouille van 4 man niet mogelijk zijn. Het best lijkt mij dan ook toe den volgenden regel te volgen peloton, waarvan de (zeer zwakke) spits moet genomen worden, blijft onder commando van den Pel. Comdt. op den marschweg, de andere helft van het peloton wordt in tweeën verdeeld en als rechter- en linkerpatrouille onder de beide Europeesche wachtmeesters gesteld. Hoe nu de Pel. Comdt. zijne patrouilles in de hand houdt, hoe het verband verkregen en bewaard wordt, hoe de ver- bindingsruiters moeten rijden en wat de taak is van elke patrouille en het gros tot in bijzonderheden, is van teveel technischen aaid dan dat de behandeling daarvan in dit ar- 785

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 31