Korte Mededeelingen
[Aug. 1913.
Berri2 en zilueruiiesrijst-DoediDg.
813
Majoor,
KapiteiD,
le Luitenant
4 200
3 050
2.375
1.875
gulden,
Hierbij behooren dan nog de periodieke verhoogingen in aanmerking
te worden genomen.
In een noot teekent de schrijver in de Jahrb. zeer spijtig aan: En
deze traktementsverhoogingen treden in Frankrijk in op een tijdstip,
dat men bij ons (Duitschland) de inkomsten der generaals vermindert,
door hen te dwingen hun rijpaarden voor eigen rekening aan te schaffen.
Vergelijken we de bovenvermelde getallen met de bestaande trakte
menten voor de officieren van het Indische Leger maar men vergete
niet, dat we hier in een kolonie leven dan valt daaruit wellicht ook
voor onze regeering wel eenige leering te putten. Speciaal hebben
we daarbij het oog op de traktementen van hen, die in het korps gou
vernementsdienaren behooren tot de hoofdambtenaren. N.
In verband met de jedeeÜDg van S-K in het vorige nummer
(blz. 741) is het misschien van belang de ervaring, opgedaan tijdens
de 2de Engelsche Wetenschappelijke Expeditie naar Zuid-Nieuw-Guinea,
te publiceeren.
De sterkte der expeditie bedroeg 227 hoofden. Er werd uitsluitend
zilvervliesrijst verstrekt. Niet één geval van berri2 heeft zich voorgedaan,
bij niemand werden zelfs symptomen daarvan waargenomen. Zulks in
Nieuw-Guinea!
De rijst was in Juli 1912 verpakt in nieuwe, dichtgesoldeerde petro-
leum-blikken, uitwendig verlakt (met het oog op de klimaatsinvloeden);
tot 3 April 1913 (laatste datum van verstrekking) werden geen sporen
van snuitkevers of wurmpjes gevonden.
Twee soorten waren medegenomen, roode en witte
De roode rijst bleef van onveranderde hoedanigheid, de witte had
begin Maart een ietwat muffen reuk.
L)e roode smaakte beter dan de witte rijst, had, warm, zelfs een den
eetlust opwekkend aroma. Van het nadeel, dat de klaargestoomde rijst,
koud zijnde, een ongaren harden smaak zou krijgen, is niets bespeurd.
Wel te verstaan heeft zulks betrekking op de roode rijst; door het
toeval toch, werd de witte rijst aangesproken, toen het marcheeren
gedaan was en dus ieder zijn maal steeds warm kon nuttigen.
Terwijl in de roode rijst nagenoeg geen padi voorkwam, was zulks
in te sterke mate het geval bij de witte rijst. Ik vermeen zulks te
moeten toeschrijven aan het feit, dat men bij de roode rijst het stam
pen langer durft voort te zetten dan bij de witte, omdat men daarbij
beter op het gezicht kan beoordeelen in hoeverre men al dan niet
bezig is het zilvervlies te verwijderen. Een nadeel van het voorkomen
van veel padi is, dat de menschen het geheele ration stampen, daar het
uitzoeken van de padi en het vervolgens stampen daarvan, uit den
aard der zaak niet erg in den smaak valt.