828 Aug. 1913.] Korte Mededeelingen. wingen over het ('.efensievraagstuk van Ned.-Indië in verband met de staatkundige verhoudingen tot en in den Archipel, zoomede over de belangen, die bij het voortbestaan van den band tusschen Nederland en Ned.-Indië zijn betrokken. Dan volgen beschouwingen omtrent de ten aanzien van de beveili ging van Ned.-Indië te volgen algemeene gedragslijn. Het tweede hoofdstuk omvat technische beschouwingen met voor stellen tot herziening van de inrichting van de verdediging van Ned.- Indië, zoomede een kostenberekening. E'-n der eerste conclusies waartoe de beschouwingen der commissie hebben geleid, luidt als volgt: De verdediging van Nederlandsch-Indië tegen een buitenlandschen vijand de bescherming der onzijdigheid daaronder begrepenbe hoort in hoofdzaak door de zeemacht te geschieden. De aanvaarding van vorenvermeld beginsel brengt niet met zich, dat nu bij de Indische landsverdediging de medewerking der landmacht gemist zou kunnen worden. Samenwerking tusschen beide deelen der weermacht is noodzakelijk. Bij onze beperkte personeele en financieele middelen dient echter in het oog gehouden te worden, dat de weermiddelen ter zee als de eerste en voornaamste factor van ons weerstelsel moeten gelden. Bij de vaststelling van de taak en de organisatie van het leger komt dan op den voorgrond te staan, dat de taak van de landmacht van beperkten aard is en voor zooveel de verdediging tegen een buitenland schen vijand betreft van baar slechts kan worden verlangd het ver- leenen van steun aan de Marine bij de door haar te vervullen opdrach ten, opdat het volle rendement van ons verdeaigingsvermogen ter zee worde bereikt, en voorziening in die behoeften, waaraan door de Ma rine niet kan worden voldaan. Onze maritieme verdediging en de kansen op een gunstigen uitslag daarvan zijn in zeer belangrijke mate afhankelijk van twee voorwaar den, welker vervulling een gewichtig en integreerend deel van ons defensiestelsel uitmaakt: le. de beschikking over eene deugdelijke en goedverzekerde vlootbasis. 2e. De inrichting en bescherming van oen uitgebreiden goed geor- ganiseerden verkenning-, bewakings- en berichtendienst ter zee. Deze beide punten worden dan afzonderlijk behandeld. Wat de samenstelling der zeemacht in Oost-Indië betreft, behooren de volgende algemeene beginselen in acht genomen te worden: le. De kern van onze artillerievloot moet bestaan uit zwaar bewapende, goed beschermde schepen, in zoodanig aantal en zoodanig geëncadreerd door kleinere, dat zij een bruikbaar tactisch geheel kan vormen en is opgewassen tegen een te verwachten eskader slagschepen van den vijand; 2e. onze artillerieschepen zullen eene snelheid moeten kunnen hebben, welke die van de vijandelijke pantserschepen minstens evenaart, en zoo mogelijk overtreft, opdat het den vijand niet mogelijk zal zijn onze schepen te dwingen om den strijd met een numeriek sterkere macht van slagschepen te aanvaarden. En zij zullen mitsdien in staat moeten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 74