Ouerzichf can eenige Tijdschriften,
836
Mavors '1913 No. 6.
Als aanvangsartikel in deze aflevering valt te vermelden het vervolg
van „De ontwikkeling van de militaire luchtvaart in Frankrijk van
Januari 1911 tot Mei 1912", een artikel door luitenant Alting von
Geusau vertaald uit dc Vierteljarhshefte für Truppenfiihrung.
Omtrent het vlieger, in de koloniën volstaat de schrijver met de
vermelding, dat de Vierteljahrsbefte ook daarover belangrijke mededee-
lingen doen. Deze belangrijke mededeelingen zijn in het oorspronkelijke
stuk echter zeer beknopt. Iets over het vliegen in Marokko en plannen
tot vliegen elders.
De Res. Luit. Kol. J. C. van den Belt maakt een begin met zijn
studie „De opleiding in het Japansche Leger". Ka een korte vermelding
betreffende de opleiding tot officier, wordt het dienstprogram voor den
troep in beschouwing genomen. In het bijzonder wordt daarbij de
aandacht gev>stigd op de z.g. hardingsoeleningen.. De Luit. Kol. v.d.
Belt haalt daarbij een schrijver aan welke o. a. verklaart„Meermalen
„heb ik Compagnieën den geheelen nacht zien doorbrengen in de loop
graven met het geweer tusschen de beenen tot de knieën in het water,
„het daglicht wachtend om tot den bajonetaanval over te gaan.
„En nimmer een klacht, en geen zieken en geen achterblijvers".
Wat een ideaal leger moet dat zijn!
Intusschen zijn er ook schrijvers, die uit eigen aanschouwing weten,
dat de toestanden niet zoo mooi zijn. als men uit bovenstaande regelen
wel zou kunnen opmaken. Zoo i.s bekend, dat er bij gehouden zware
marschoefeningen een vrij groot aantal manschappen een zonnesteek
opliepen, wat niet naliet, bij sommigen antipathie tegen den dienst te
doen ontstaan. Wel tracht men dergelijke zaken zooveel mogelijk
geheim te houden, maar naarmate het land in ontwikkeling toeneemt
zal zulks moeielijker vallen en zal men wel genoodzaakt zijn, om de
eischen, die men bij de training van den soldaat aan dezen meent te
kunnen stellen, te verminderen.
In een paar bladzijden behandelt de Kap. W. E. van Dam van Isselt
de kwestie „Scheiding van Vesting- en Veldartillerie".
S begint met de verklaring, dat hij als jong officier (van de veld-
art.) een voorstander was van de scheiding, maar thans tot de over
tuiging is gekomen, dat nie scheiding voor ons land schadelijk en on-
noodig zou zijn. Hij geeft daarvoor een 4-tal redenen aan, n. 1.