849 Begrooting N. I. dienstjaar 1914. Ind, ontw. [Aug. 1913. De hoogere raming der civiele uitgaven is toe te schrijven aan: meerdere uitgaven voor den topografischen dienst. 109 000 hoogere raming van den post exploitatie van stoomtram wegen in Atjeh102 000 HOOFDSTUK II. Uitgaven in Indië. Onderaf deeling en 252 en 253. Daar bij het wapen der Genie de aanvul ling van de veldtroepen met goed onderlegd personeel niet minder urgent is dan bij de andere wapens, werd het gemis van eene depót-com pagnie in de organisatie van de genietroepen reeds lang gevoeld. Op grond van overwegingen van financieelen aard werd de oprich ting van eene zoodanige afdeeling echter uitgesteld, totdat tegenover de daarmede gepaard gaande vermeerdering van uitgaven althans eenige bezuiniging op andere onderdeelen zou kunnen worden gesteld. Die bezuiniging kan thans worden verkregen door le. inkrimping van de formatie der spoorweg-afdeeling van de spoorweg- en telegraaf-compagnie; 2e. vermindering van het bij den gewestelijken en plaatselijken ge- niedienst ingedeeld aantal officieren; 3e. inkrimping van de formatie van het korps genie-werklieden, ad 1. Het Inlandsch personeel kan uit de formatie der spoorweg- afdeeling van de spoorweg- en telegraaf-compagnie vervallen, omdat de daaraan voor oorlogstijd toegedachte taak zonder bezwaar kan wor den verricht door de geroutineerde baankoelies van de S. S., terwijl het Europeesch personeel dier afdeeling kan worden verminderd met 2 sergeanten, 2 korporaals, 5 geniesoldaten der le en 9 der 2e. klasse. ad. 2. De gewestelijke en plaatselijke geniedienst kan als gevolg van gewijzigde omstandigheden in de Buitenbezittingen worden inge krompen met 1 kapitein en 5 luitenants. ad 3. De sterkte van het korps geniewerklieden kan worden te ruggebracht van 220 op 150 man, daar in verband met de toegeno men vaardigheid van den Inlandschen ambachtsman in den vervolge meer dan vroeger mogelijk was, Inlanders kunnen worden bestemd voor het verrichten van handenarbeid, zoodat de geniewerklieden meer uitsluitend kunnen worden belast met het toezicht op dien arbeid. Dientengevolge zullen aan de bekwaamheid van dezen hoogere ei- schen moeten worden gesteld, hetgeen redelijkerwijs gepaard behoort te gaan met eene verbetering van hunne positie. Deze kan worden verkregen door hen bij gebleken geschiktheid en goed gedrag, tot en met den rang van sergeant, op vaste tijdstippen te bevorderen en door het thans in de formatie voorkomend aantal adjudanten-onder officier en sergeanten-majoor te behouden. Billijkheidshalve zullen aan de teekenaars der genie gelijke vooruit zichten op bevordering tot en met den rang van sergeant zijn te ope nen als aan de geniewerklieden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 95