Sept. 1913.] Tactische oefening op de kaakt.
Het spoorwegvervoer zal echter gedurende den nacht gestaakt moeten
worden, wil men de troepen niet aan te ernstige gevaren blootstellen.
De aard van het terrein vergemakkelijkt in niet geringe mate
de taak van den Det. Ct., met een troepenmacht van slechts 600
geweren een baanvak van ruim 20 K. M. te bewaken. Is toch een
maal de rijweg DjamboedipaLampegan voor den vijand afgesloten,
dan behoeft, practisch .beschouwd, de spoorbaan nog slechts van af
Tjiandjoer tot aan de Kg. Pasirkalapa, dat is dus over eene lengte
van niet meer dan 10 K. M. te worden bewaakt, aangezien het ter
rein ter weerszijden van den hier genoemden rijweg voor bewegingen
van groote troepenafdeelingen weinig gunstig is, en voor cavalerie
vrijwel onbegaanbaar kan worden genoemd.
De rijweg Djamboedipa Lampegan eenmaal afgesloten zijnde,
zullen op de van het W. en N. W. naar laatstbedoeld baanvak
voerende wegen door kleine detachementen moeten worden afgeslo
ten, welke zich als veldwaehten of voorpostendetachementen hebben
te gedragen, terwijl de reserve nabij Ksr. Gandaria 1, nabij pl. 44
van den rijweg Tjiandjoer Djamboedipa, ongeveer achter het mid
den van deze linie, het voordeeligst is opgesteld.
In het ergste geval zouden desnoods nog onbereden troepen uit
den trein kunnen worden geladen, om het bewakingsdet. te versterken.
Omtrent de toegevoegde hulpwapens kan het volgende worden
opgemerkt:
De sectie Mitrailleurs kan óf bij het afsluitingsdet. van den rijweg
Djamboedipa Lampegan, óf bij de reserve worden ingedeeld. Daar zij
toch de Inf. overal kan volgen, ware het laatste te verkiezen.
De Genietrotpen zullen in de eerste plaats worden gebruikt om steuu
te verleenen bij den aanleg van door de directe dekking te bezetten
werkjes en worden dus aanvankelijk ter beschikking gesteld van den
Ct. daarvan. Het verdeelen in ploegen van enkele manschappen verdient
in het algemeen geen aanbeveling, hier evonwel kan op dezen algemeenen
regel eene uitzondering worden gemaakt, en kunnen bij elk der aan
te leggen werken enkele Genisten worden ingedeeld als voorwerker,
dan wel voor het verrichten vau werkzaamheden, waarvoor wat meer
technische vaardigheid wordt geëischt, dan van den Infanterist is te
verwachten.
De aanleg van hindernissen om den vijand de nadering tot de spoorbaan
te beletten zou alleen zin hebben, indien deze slechts langs enkele
punten te bereiken ware; in het onderhavige geval is dit een onbegonnen
werk.
Aan het handjevol ruiters kan uit den aard der zaak slechts eene
bescheiden taak worden opgelegd, in verband waarmede den Cav. Cl.
eene eDg begrensue opdracht moet worden verstrekt.
Het bovenstaande overwegende geeft da Det. Ct. de vo gende
bevelen uit:
966