w w Bet gebruik uan onze caualerie bij de Veiligheidstroepen. II b. bij de Achterhoede. Evenals bij de Voorhoede zullen we eerst nagaan wat het Velddienst-Voorschrift ons leert omtrent de taak van de Achterhoede, waarbij we alleen in beschouwing nemen de Achterhoede bij een terugtochtsmarsch. Die taak dan is volgens 74(1): „de rechtstreeksche vervolging zoolang te ver tragen, dat de Hoofdmacht de noodige maatregelen heeft kunnen treffen." Verder lezen we in 75 (3), dat de achter hoede wegen en bruggen verspert of onbruikbaar maakt, die door de voorhoede daarvoor zijn voorbereid. De G. H. [50 (2)] geeft aan, dat naast de rechtstreeksche vervolging ook de indirecte staat en leert ons tevens, wat onder deze laatste te verstaan valt. Volgens V. V. 74 (1) zou dus de achterhoede geen maatregelen behoeven te treffen om de Hoofdmacht te beschermen tegen de indirecte vervol ging, doch ik vermeen, dat dit niet de bedoeling kan zijn en waarschijnlijk met „Achterhoede" bedoeld wordt: de infan terie en artillerie (mitrailleurs), die daarbij zijn ingedeeld, doch dat de ingedeelde Cavalerie buiten beschouwing gelaten wordt. De taak der Achterhoede-cavalerie is het toch zeker wél, onmiddellijk te melden, als vijandelijke vliegende colonnes evenwijdig aan den terugtochtsweg terrein trachten te win nen, met het kennelijk doel een belangrijk punt in dien weg te bezetten, vóór de terugtrekkende colonne daar is aange komen en daar dus oponthoud te bezorgeneen tijdverlies, dat haar duur te staan kan komen, daar het den rechtstreeks vervolgenden troepen gelegenheid geeft het gevecht opnieuw aan te binden, waarschijnlijk onder omstandigheden, die voor den geslagen tegenstander allerminst gunstig zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 53