[Sept. 1913. Het gebruik van onze Ca v. b/d veiligheidstroepen. Het is dan ook niet duidelijk, waarom de bepaling uit den ouden L. B. V. vervat in punt 77 6e alinea niet in het V. Y. is overgenomen; daarin stond toch aangegeven: „de wegen, waarlangs de vijand de Hoofdmacht voorbij kan marcheeren. (in de flank kan verontrusten) moeten worden bewaakt." Hoewel de uitdrukking indirecte vervolging daar nog niet gebruikt werd, kan de bedoeling van de aangehaalde woorden niet misverstaan worden. In verband met het bovenstaande zou het mij voor het gemakkelijker overzicht èn voor het goed begrip van de zaak wenschelijk voorkomen de taak der achterhoede puntsgewij ze aan te geven, zooals in 64 (1) voor de voorhoede is geschied. De betrekkelijke paragraaf zou dan kunnen luiden „Bij een terugtochtsmarsch is de taak der achterhoede le. De rechtstreeksche vervolging zoolang te vertragen, dat de Hoofdmacht de noodige maatregelen voor den terugtocht heeft kunnen treffen. De tijd daarvoor benoodigd wordt den Achterhoede-Commandant zoo mogelijk aangegeven. 2e. Bruggen, die door de voorhoede daartoe zijn voorbereid, te vernielen en wegen te versperren. 3e. De wegen, waarlangs de evenwijdige (indirecte) vervolging zou kunnen plaats hebben, te bewaken en belangrijke punten op die wegen te bezetten, c. q. te vernielen. De vernieling der bruggen, onder 2e. bedoeld, wordt, bij een vrijwillig en terugtocht, op het laatste oogenblik ten uitvoer gebracht door de achterhoede-cavalerie, terwijl het 3e onderdeel van de taak der achterhoede geheel aan haar ten deel valt, waarbij ze krachtdadig zou kunnen gesteund worden door wielrijders. Daar we echter (nog) geen strijdende wielrijders in ons Leger kennen, zal de Indisch9 Cavalerie het melden, en als ze vrij sterk bij' de achterhoede is ingedeeld het tegengaan van de evenwijdige vervolging geheel voor haar rekening moeten nemen. Hef behoeft dus geen betoog, dat al de beschikbare Cava lerie bij een gedwongen terugtocht, waarbij de vijand kracht- 908

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 54