Sept. 1913.] Het gebruik van onze Cav.b/d veiligheidstroepen. mogelijk zouden kunnen maken. Is de achterhoede cavalerie voor onze verhoudingen sterk te noemen, dan zullen de zijpatrouilles eenige gevechtskracht krijgen, teneinde zich niet behoeven te vergenoegen met ivaarnemen, maar ook me het tegenhouden van den vijand op daartoe geschikte punten. Bij een eskadron achterhoedecavalerie bijv. zullen de zijpa- patrouilles een peloton sterk kunnen zijn (zie Boon's meer genoemde „Beschouwingen op Cavaleristisch gebied". Orgaan I. K. V. 1910 No. 31 blz. 58). Zoolang de Hoofdmacht den marsch nog niet begonnen is, spreekt het vanzelf dat achterspits en zijpatrouilles als staande patrouilles op daartoe geëigende punten optreden, totdat de achterhoede zich in beweging stelt. Dit moment moet dus door den Voorhoede Comdt. den Comdt. der achterhoedecava lerie worden medegedeeld, waarna vooreerst het voornaamste werk isde verkenning door de vijandelijke cavalerie tegen te gaan, waar mogelijk te beletten. Deze zal, om terrein te winnen, altijd gebruik maken van de wegen en wel tot de voeling is verkregen c. q hersteid in de eerste plaats van den terugtochtsweg, zijnde in den regel een groote verharde weg en daarna soms ook tegelijkertijd van wegen, die ongeveer evenwijdig loopen aan dien grooten weg. Men voelt, dat het versluieren tegen inzicht in de te rugtrekkende colonne minder zwaar is, dan bij de voorhoede het geval bleek te zijn; hier marcheert de colonne den vijan delijken waarnemer, die zich wellicht op een goed uitzicht- gevend punt heeft weten te nestelen, tegemoet, dikwijls on bewust van het gevaar, dat haar vanuit die onschuldig uit ziende punten dreigt; bij de hierboven besproken terugtocht echter, moet de vijandelijke cavalerie eerst aanraking zoeken, d.w.z. zekerheid hebben langs loelken weg de vijandelijke infanterie terugtrekt om eerst daarna, langs omwegen, te halen wat zij halen kan om de colonne op zij, zoo mogelijk vooruit te komen. Zij kan zich dus niet van huis uit in het terrein begeven, daar zij dan niet voldoende opschiet, moet dus de wegen gebruiken en zal bij het stuiten op de achterhoede- 910

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 56