Het Zwem-onderricht in ons Leger.
[Sept. 1913.
Het Legerbestuur erkent de noodzakelijkheid van zwemonder-
richt voor ons leger; in den „Grondslag voor Opleiding en
Oefening der Infanterie" vindt men op blz. 21
„Overal waar daartoe geschikte gelegenheid is, moet het
„zwemmen worden beoefend, waarbij als einddoel moet
„worden gesteld, dat de man in staat is om gekleed en
„gewapend een niet te sterk stroomende, c. q. buiten hare
„oevers getredene ondoorwaadbare rivier van 10 a 20 M.
„breedte over te zwemmen.
„Goed geoefende zwemmers moeten worden belast met
„het stelselmatig onderricht der ongeoefenden en met het
„toezicht op de onvoldoende geoefenden, terwijl verder alle
„maatregelen moeten worden genomen om ongelukken te
„voorkomen".
Wordt dit voorschrift echter overal naar behooren opge
volgd?
Ik meen dit te mogen betwijfelen.
Eerstens, omdat in verscheidene garnizoenen geen zwembas
sins of geschikte gelegenheden worden aangetroffen en de
rivieren van wege het besmettingsgevaar en het vuile wa
ter geen aantrekkelijke oefenplaatsen zijn, maar tweedens,
omdat het nut van het zwemmen niet overal ernstig wordt
ingezien.
Ik denk nog met rilling aan mijn verblijf in het garnizoen
.Batavia, waar weieens in het dienstboekje stond: „morgen
zwemmen in de Soenter" of „in de Eroekoet bij de spoor
brug". Gelukkig gebeurde dit nooit meer dan ééns in de paar
maanden.
Die oefening was bij den troep ook niet in trek en me
nigeen trachtte er op een of andere manier aan te ontko
men. Yan les geven was geen sprake en het nut ervan is
mij ook altijd problematiek gebleven.
Later, te Tjimahi, ging 't een beetje anders. De „Grondslag"
was toen pas gekomen en Tjimahi heeft bovendien een zwem
bassin vlak bij 't kampement. De „zwemoefeningen" hadden
wat veelvuldiger plaats, zoo nu en dan een uurtje op dagen
921
I. M. T. 1913. 62.