Sept. 1913.] Het Zwem-onderrtcht in ons Leger. den zolder afhangende touwen zijn vastgehaakt. De grootste gaat om de borst, de beide kleinere om de dijen. De man ligt nu horizontaal voorover en kan vrij armen en beenen bewegen. Een eenvoudige inrichting dus, die met geringe kosten in elke gymnastiekloods kan worden aangebracht. De zwembeweging wordt verdeeld in drie onderdeelen. Eerst wordt de uitgangshouding aangenomen, zijnde: De handen plat saamgevouwen onder de kin, met de ellebogen tegen de borst; de beenen in dezelfde houding als bij de diepe kniebuiging, dus ook met gesloten hieleD. De eerste beweging is nu Armen voorwaarts strekken, waarbij de handen niet van stand veranderen beenen uitwaarts naar achteren strekken. Bij deze beweging zijn het de voeten, die het water krachtig achteruit, dus het lichaam des zwemmers vóóruit duwen, tenminste bij een zwemmer die werkelijk in het water is. Dit gedeelte van den slag draagt het meeste tot de snelheid bij. Tweede beweging De handen met de palmen naar buiten draaien, daarna de armen zijwaarts en zooveel mogelijk naar achteren brengen; de beenen, gestrekt blijvende, aaneensluiten. Hier zijn het de armen, die hun beurt krijgen. Als pagaaien werken zij den zwemmer vooruit. Derde beweging De handen worden onder de oksels doorgehaald en de knieën ingetrokken, zoodat de leerling weer in de uitgangs houding terugkomt. De leerling moet zich van meet af aanwennen, zijn vingers aaneengesloten te houdenaangezien de mensch er geen zwem vliezen op na houdt en zijn hoofd opgericht en zijn mond dicht te houden anders krijgt hij later water in den mond of ueus, hetgeen op beginnelingen uiterst moreelschokkend werkt. De bewegingen worden eerst door den onderwijzer uitgelegd en een voor een door den leerling uitgevoerd. Ver volgens gebeurt dit op korte aanwijzingen met tellen en eindelijk op tellen alleeneerst langzaam, dan vlugger, tot 924

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 70