[Sept. 1918. Het Zwem onderricht in ons Leger.
de proef afgenomen. De leerling moet geheel los het bassin
in de breedte overzwemmen, onder voortdurende begeleiding
van twee lange staken, die vanaf beide oevers binnen zijn
bereik worden gehouden en samen juist evenlang zijn
als de breedte van het bassin. Lukt dit, zonder dat hij zich
onderweg heeft moeten vastgrijpen, dan is hij klaar en wordt
verder vrijgelaten, 't Staat dan verder aan hemzelf, zijn Ausdauer
te vergrooten, zijn slag te verbeteren en zich allerlei buite
nissigheden eigen te maken als duiken, rugzwemmen, enz.,
waarbij hij dan van 't personeel raad en voorlichting kan krijgen.
Elke zwemles duurt ongeveer een kwartier. Buiten de lessen
hebben de leerlingen gelegenheid om zichzelf in 't ondiepe water
te oefenen met behulp van kurken.
Dit is de algemeene gang van 't onderricht. Kleine variaties
worden hierin soms gebracht, naar gelang van aanleg en
karakter van den leerling.
Wat de aanwijzingen betreft, deze kunnen zeer eenvoudig
en kort zijn en de redactie ervan komt er minder op aan. Toch
lijkt 't mij gewenscht, ze in 't te maken voorschrift op te
nemen ter wille van de éénheid eD ook met 't oog op minder
ontwikkelde instructeurs. Ze kunnen dan in overeenstemming
worden gebracht met de gebruikelijke termen van ons gym
nastiek voorschrift.
In den Haag luiden ze, als ik mij goed herinner, als volgt:
1. Armen vóóruit brengen en beenen uit mekaar één.
2. Armen omroeien en beenen bij mekaar twee.
3. Handen onder de kin en beenen intrekken drie.
Mij dunkt, ik hoor 't Baasbank, den ouden badmeester en
Jan, den knecht, nog opdreunen.
Welke de benoodigde leermiddelen zijn, blijkt uit 't boven
staande voldoende. Omtrent de inrichting van 't bassin kan
nog 't volgende wordeD opgemerkt:
Het bassin te 's G-ravenbage is aan 't ééne eind nog geen
meter diep. De bodem van cement loopt geleidelijk af tot een
diepte van drie meter onder den waterspiegel aan 't andere
uiteinde. Vlak langs den waterkant loopt een richel, waarop
926